[ 60v ]

Roode Spergularia.—Spergularia rubra.

Een aardige afwisseling tusschen al die witte Muurachtigen vormt dit beeldige rose bloempje, aan 't lage plantje langs bouwland op den zandigen weg te vinden. Het fijne vijfbladige roode sterretje bevat een stamper met 3 stijlen en 10 of soms minder gele meeldraden; het laat de vijf bladen van den kelk tusschen de kroonbladeren duidelijk zichtbaar en aan die kelkbladeren vindt ge rondom een vliezig randje, als waren ze met zilver geboord. Vliezig ook en doorschijnend zijn de groote steunbladen, twee bij elken knoop, groot althans voor dit altijd betrekkelijk klein plantje, dat op zijn hoogst één a 1½ dM. haalt. Die keurigmooie zilverwitte steunbladen en ook de schutbladen zijn breed aan den voet, loopen puntig uit en zijn haast zoo lang als de bladen zelf.

Die laatste maken den indruk van in kransen aan den ronden stengel te staan, al zijn ze feitelijk tegenoverstaande bladeren: net als bij spurrie zijn ze ook hier lijnvormig en wat vleezig, wat voor de bewaring van vocht in het plantje natuurlijk zeer dienstig is. Ze zijn niet zooals bij andere Spergulariasoorten gewelfd, maar aan twee kanten vlak en hebben op hun top een duidelijke stekelpunt.

De beweging van de bloem- en vruchtstelen doet zich hier ook voor, hoewel niet zoo sterk als bij de spurrie, maar duidelijk buigt zich toch het steeltje na den bloeitijd naar beneden, om weer langzaam te verrijzen tegen dat de zaden rijp zijn. Het mooie harige kelkje blijft steeds de even lange doosvrucht omgeven, waarin men de vele driehoekig wigvormige zaadjes vindt, die u tegenglimmen, als gij ze met de loupe bekijkt. Bij helder droog weer worden ze door den wind van 't middenzuiltje, waaraan ze bevestigd zijn, losgemaakt en zoo verspreid, terwijl de drie vruchtkleppen zich opnieuw sluiten, als 't regenachtig is of als het in den nacht sterk dauwt, om voor vocht haar zaden te beschutten. Die zaden hebben vrijwat olie in zich vervat en zijn ongevleugeld, anders dus dan bij de zoo verwante Spergula arvensis, die gevleugelde zaadjes heeft en zich ook door haar vijf stijlen van de driestijlige Spergularia onderscheidt.

[ 60r ]

Mei tot September.



Roode spergularia.—Spergularia rubra.
Fam. Muurachtigen, Caryophylleeën.


Ook Lepigonum rubrum en Alsine rubra. H. 217