Plantenschat/67
← Nagelkruid | Plantenschat door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma
Gewone wederik |
Kleine en Groote weegbree → |
Gewone wederik.—Lysimachia vulgaris.
Een beeld van welgeordenden overvloed is zulk een krachtige flinke Lysimachia-plant met de drietallen van veelbloemige trossen op gelijke afstanden rondom den stevigen klierachtig behaarden stengel, om hem een pyramide vormend, terwijl elke gesteelde tros voortkomt uit den oksel der vrij groote zachtbehaarde bladeren, in kransen geplaatst en verder naar beneden gewoon tegenoverstaand. Ze zijn gaafrandig, van boven niet, van onderen wel zachtharig, ook op de middennerf, die zeer geprononceerd is.
De rijkvertakte pyramidale pluim van goudgele bloemen draagt met gratie den vijfvoudigen overvloed, den vijftandigen kelk en de vijfslippige kroon, de vijf meeldraden en de vijfkleppige doosvrucht, alles in zijn soort zoo fraai en zuiver afgewerkt, als men 't maar kan verlangen. Zie de lancetvormige kelkslippen, stevig aangedrukt tegen 't geel der saamgevouwen knoppen, elk gevat in een bruin lijstje van "harshoudende cellen", zooals Oudemans zegt, en dat lijstje zelf is weer met een geel randje afgezet. Bij iedere forsche wijdgeopende ster staat een lijnvormig schutblaadje, van grootte juist passend bij den meester, wiens trawant het is, en de diep ingesneden kroon vertoont vijf gaafrandige, even naar buiten omgeslagen kroonslippen, waarbij men de bijzonderheid opmerkt, dat het is of ze bestoven zijn, een gevolg van de uitwendige kliertjes, waarmee de binnenzij is bezet.
En de meeldraden, zooals bij een Primulacee past, geplaatst vóór de kroonslippen, zijn tot halfweg hun hoogte met elkaar verbonden tot een kokertje, terwijl hun los gedeelte rood gekleurd is. Het meeldradenkokertje omgeeft beschuttend het vruchtbeginsel, dat nu eens een langeren dan een korteren stijl draagt, naarmate de plant haar bestuiving van insecten verwacht of die zelve zal moeten tot stand brengen. Voor honigzoekende dieren is hier echter geen tafel aangericht, die zoetheid bevat de bloem niet, maar stuifmeelverzamelaars komen wel op de heldere kleur af. Waar de omstandigheden geen of weinig insectenbezoek doen verwachten, zooals op donkere schaduwrijke plaatsen aan slooten, zijn niet enkel de bloemen nietiger, maar steekt ook de stempel niet boven de meeldraden uit.
[ 67v ]