Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant/Jaargang 1926/Nummer 13/Bibliotheken
‘Bibliotheken’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, zaterdag 16 januari 1926, derde blad, [p. 1-2]. Publiek domein. |
Bibliotheken.
Ten allen tijde hebben de menschen behoefte gevoeld om boeken te verzamelen. In de oudheid klemde de noodzakelijkheid om bibliotheken te vestigen nog sterker dan in latere tijden. Immers een boek of liever een boekrol was een zeer duur iets, waar het boek letter voor letter met de hand moest worden geschreven. De behoefte aan het boek is even oud als de behoefte om te denken, de gedachten vast te houden, te ordenen, te verzamelen en om de vruchten van het denken aan anderen mede te deelen. Vandaar, dat we al heel spoedig van bibliotheken hooren (’t woord is uit het Grieksch tot ons gekomen en kan men ’t best vertalen door ’t Nederlandsche Boekverzamelingen). In die bibliotheken dan kon men kennis nemen van datgene, wat anderen gedacht en geschreven hadden. Juist, zooals dat in den tegenwoordigen tijd nog geschiedt. Niet zelden waren de bibliotheken meteen de staatsarchieven, waar acten, besluiten, verslagen enz. werden bewaard.
Maar reeds voordat men de kunst om te schrijven op perkament of papier verstond of toepaste, legde men reeds verzamelingen aan van kleitafeltjes, waarin de letters of teekens ingegrifd werden, alvorens die tafeltjes hard gebakken werden. Van zulk een archief of bibliotheek gewaagt het verslag der archaeologische expeditie uit Tsjecho-Slovakije, die onder leiding van zekeren professor Hrozny buitengewoon veel succes heeft gehad met haar opgravingen bij het uit den Bijbel welbekende Caesarea. Ze vond daar de ruïnen en brokstukken van een burcht en een tempel van het oude volk der Hethieten uit de veertiende eeuw vóór [ derde blad, 2 ]Christus in het zoogenaamde Koel Tepegebied, waar ze nog een belangrijke vondst deed op het punt van oude bibliotheken; de lezer oordeele:
Aan de Oostzijde van den Koel Tepeheuvel is een uitgestrekt kwartier van een oude stad blootgelegd, en daarin, naar het schijnt, het centrale archief van de Capadocische groothandelaren, die niet alleen met Klein-Azië, maar ook met Mesopotamië en Assyrië in verbinding stonden. De betreffende archiefstukken, van omstreeks 2100 jaar v. Chr., zijn in spijkerschrift gesteld op leemen schrijftafeltjes, die grootendeels in leemen hulzen zijn gesloten. Voor sommige firma’s blijken bepaalde ruimten te zijn gereserveerd: de schrijftafeltjes werden daarin in groot stukken vaatwerk of in terracotta-kistjes gerangschikt. Op een dezer kistjes is in relief een aap, als zinnebeeld van listigheid, afgebeeld, die nieuwsgierig naar den inhoud van de kist speurt. Er zijn ongeveer duizend schrijftafeltjes gevonden.
Reeds jaren geleden vond men in Tell-El-Amarna zulk een kleitafeltjes-bibliotheek, die veel licht verschafte over de toestanden der eens zoo bloeiende cultuurstaten tusschen Egypte eenerzijds en Babylonië anderzijds.
We noemden den naam van Egypte. Langen tijd gold als de oudste bibliotheek die van den Egyptischen Koning Osymandias. Eveneens een heel oude was in den Phta-tempel te Memphis, maar de beroemdste bibliotheek was die te Alexandrië.
Bij de oude Joden waren de heilige boeken in den tempel de oudste bibliotheek, waarbij ook reeds zeer spoedig de archieven van den Staat werden gevoegd. In Perzië vond men resten in den Koningsburcht van Susa. De bibliotheek der Assyrische koningen moet wel heel groot geweest zijn, want men heeft nu reeds in het Britsch Museum te Londen meer dan 30.000 kleitafeltjes, die daarvan gevonden worden. Men schrijft de stichting daarvan toe aan Koning Sardanapalos (650 v. Chr.).
Ook bij de oude Grieken was de boekenschat der tempels tevens de eerste bibliotheek. Pisistratos stichtte de eerste openbare bibliotheek in Athene. Zoo was ook een groote verzameling in Pergamus, die Antonius cadeau gaf aan Cleopatra ten gerieve van de bibliotheek van Alexandrië.
De eerste bibliotheek te Rome was die welke Aemilius Paulus in het jaar 168 v. Chr. meebracht als oorlogsbuit, Sulla volgde dit voorbeeld, Lucullus, die dus nog wel andere aspiraties had dan goed eten en drinken, deed niet anders. Julius Caesar, we kunnen van den schrijver-veldheer moeilijk anders verwachten, was van plan een tweetal openbare bibliotheken te stichten, maar zijn voornemen werd eerst onder Keizer Augustus verwezenlijkt; haar namen zijn de Octaviaansche en de Palatijnsche. Deze bestond nog in de dagen van Gregorius den Groote, die echter de „heidensche” boeken liet verbranden. Ook de brand, die onder Nero Rome verwoestte, althans voor een deel, eischte reeds eerder vele boekverzamelingen op, want ook veel particulieren bezaten waardevolle schatten op dit punt. Zoo de bekende advocaat-auteur Cicero.
Toen het West-Romeinsche rijk te gronde gericht was, stichtte Keizer Constantius een bibliotheek te Constantinopel. Maar de volsverhuizingen vernielden in het Westen veel, wat voor goed verloren ging. Mohammedaansche vorsten namen de zorg en liefde voor het verzamelen van boeken over, totdat monnikorden er toe overgingen in hun kloosters bibliotheken aan te leggen; vooral in de orde der Benediktijners waren daarvan eerste voorstanders. Veel heeft de wetenschap van den tegenwoordigen tijd te danken aan dat ijverig, succesvol pogen dezer geestelijken, maar ook vorsten werden door dit verlangen in goede richting geleid; noemen we alleen maar den naam van Karel den Grooten, die op gevorderden leeftijd zelf nog leerde lezen. Het voordeel van één en ander was, dat de waarde van deze verzamelingen werd erkend.
We willen de lezers niet vermoeien met namen en getallen, doch gaan maar aanstonds over naar onzen eigen tijd, die weer zooveel liefde voor het boek openbaart. Verschillende bibliotheken, openbare leeszalen enz zijn ontstaan, die zeer nuttig werk doen.
In „die Umschau” heeft onlangs dr. Praesent een artikel gewijd aan het bibliotheekwezen van den tegenwoordigen tijd. Daaraan ontleenen we de volgende wetenswaardigheden:
De grootste Noord-Amerikaansche bibliotheek is de schitterend ingerichte Congres-Bibliotheek te Washington, met 3.179.000 boekdeelen (medio 1924), jaarlijks met ongeveer 90.000 toenemende; door meer dan een millioen menschen wordt zij jaarlijks bezocht (gemiddeld 2855 dagelijks); haar organisatie wordt ook buiten Amerika nauwelijks overtroffen. De leeszalen zijn, ook op Zondagen, van 9 uur (’s Zondags 2 uur) tot 10 uur ’s avonds doorloopend geopend. Model-inrichtingen zijn ook de groote openbare bibliotheken, b.v[.] in New-York en Chicago, waarvan een buitengewoon gebruik wordt gemaakt.
De grootste Engelsche bibliotheek is die van het Britsch Museum, in 1753 gesticht; zij telt heden meer dan 3 millioen boekdeelen. Zij is voor bet publiek opengesteld van 9–6 uur. Op de reusachtige koepelvormige leeszaal in een handbibliotheek met 60.000 boekwerken geplaatst.
Een der oudste bibliotheken is de Bibliothèque Nationale te Parijs, gesticht in 1518, met meer dan 4 millioen boekdeelen; wellicht is zij de grootste, in elk geval aan kostbare zeldzaamheden rijkste bibliotheek ter wereld.
In Spanje zijn de bibliotheken, vooral op onderwijsgebied, algemeen ten achter. Wel zijn er, die zéér kostbare werken bevatten, doch er wordt bijna geen gebruik van gemaakt, aangezien moderne bibliotheekinrichtingen ontbreken. Alleen het vooruitstevende Barcelona maakt een gunstige uitzondering, alwaar de Bibliotheca de Catalunya op midden-Europeesche wijze beheerd wordt.
Italië, het klassieke land der oude, kostbare bibliotheekschatten, kan op een aantal voortreffelijke instelingen bogen, die echter wegens beperkte geldmiddelen niet alle modern-technisch zijn ingericht.
Scandinavië, Zwitserland en Nederland zijn landen met naar den eisch georganiseerde bibliotheken, waar ook veel zorg aan de volksbibliotheken besteed wordt.
In ons land is de grootste de „Koninklijke” in den Haag, die 100.000 boeken en 2000 handschriften bezit, daarna komt Leiden met 70.000 boeken en 3000 handschriften. Merkwaardig, ofschoon te weinig bekend, is de z.g.n. Athenaeum-Bibiiotheek van Deventer.
In Duitschland is het bibliotheekwezen buitengewoon goed verzorgd. Onder het keizerrijk werd geen geld voor dit doel gespaard, terwijl bovendien verschillende kleinere vorstelijke bibliotheken uit den ouden tijd nog veel merkwaardigs bergen. De bibliotheek te München heeft 800.000 boeken en 24.000 handschriften; die te Berlijn 700.000 boeken en 15.000 handschriften; die te Dresden 500.000 boeken en 4000 handschriften.
Uit Rusland luiden de berichten aangaande het bibliotheekwezen tegenstrijdig. In Moskou, St. Petersburg en Kiew schijnen door samensmelting reuzenbibliotheken gevormd te zijn, waaromtrent nog moet worden afgewacht of zij aan hun doel beantwoorden. Vóór den oorlog bezat de keizerlijke bibliotheek te Petersburg meer dan 1 millioen exemplaren en 210.000 manuscripten.
In België was steeds de grootste bibliotheek die te Brussel met 205.000 boeken en 19 700 handschriften. Maar door haar verwoesting werd meer bekend die te Leuven, ofschoon ze pas de derde in de rij was. Men weet, dat uit Amerika bericht werd, dat bij de inschrijving één millioen dollar voor het herstel dezer bibliotheek werd bijééngebracht en dat ook van uit Nederland bij dit herstel de helpende hand werd geboden.
Overige vindplaatsen
bewerken- Anoniem (23 januari 1926) ‘Bibliotheken’, Provinciale Drentsche en Asser Courant, derde blad, [p. 1].