Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant/Jaargang 159/Nummer 139/Bij den Penning van Jheronimus Bosch

‘Bij den Penning van Jheronimus Bosch’ door H.J.M. Ebeling
Afkomstig uit de Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant, maandag 16 juni 1930, derde blad, [p. 3]. Publiek domein.

[ derde blad, 3 ]Bij den Penning van Jheronimus Bosch.

Vóórzijde van den Jeroen Bosch-penning. Achterzijde van den Jeroen Bosch-penning.

Een „Burgerlijke Stand”, zooals wij dien kennen en waar de geboorte, het huwelijk en het overlijden der burgers wordt opgeteekend, bestond voordat Napoleon I hem in 1811 instelde niet. Wel waren er de kerkelijke registers waarin die gebeurtenissen werden geschreven, doch die loopen niet verder terug dan tot de helft der 16e eeuw, toen het Concilie van Trente ze invoerde.
Het ontbreken van dergelijke officieele registers vóór dat concilie is de oorzaak dat van vele mannen en vrouwen uit dat vroegere tijdperk, in wier leven en werken wij nog belang stellen, de juiste geboorte- of sterfdag of de dag van trouwen niet weten.
Dat gemis wordt soms aangevuld door de archieven van toenmalige vereenigingen, zooals gilden en broederschappen, door notarieele protocollen en ook wel door schilderijen, penningen en stamboomen.
Zoo is dit ook het geval met Jeroen Bosch. Er zijn geen officieele registers hier, die ons biographische gegevens omtrent hem verstrekken, en wij danken het aan het feit dat hij lid der Lieve Vrouwe Broederschap hier ter stede geweest is, dat wij ten minste met zekerheid het jaar van zijn overlijden kennen.
De rekeningen dier oude Broederschap bevatten behalve het sterfjaar van Bosch nog eenige weinig belangrijke gegevens betreffende zijn persoon, waarvan men in dit blad afschriften vindt.
Uit die rekeningen blijkt, dat Jeroen door zijn medeburgers steeds van Aken, zijn familienaam, genoemd werd, en dat deze naam identiek is aan Bosch, blijkt uit de Broederschapsrekening van 1509—1510, waarin de proosten van dat jaar opteekenden „Jheronimus van Aken, scilder, die hem scrift Bosch”.
Het praedicaat „meester” dat sommige schrijvers van heden hem geven, vindt men nergens bij zijn naam vermeld. Het is ook eene betiteling die men vroeger niet aan schilders gaf.
Jeroen is gehuwd geweest met Aleyt van Mervenne, eene dochter uit een voornaam geslacht. Zij overleefde hem een zevental jaren.
Kinderen schijnt Jeroen niet gehad te hebben, of zij zijn jong gestorven, want na het overlijden zijner echtgenoote gingen hare bezittingen over aan hare familieleden.
Over de kunst van Jeroen Bosch schrijven ligt niet op mijn weg, dat zullen anderen doen. Wel mag ik er op wijzen, dat hij reeds tijdens zijn leven (hetgeen niet altijd het geval is met kunstenaars) hoog stond aangeschreven en dat in toenmalige kunstverzamelingen werken van hem waren. Ook het feit, dat tijdgenooten van hem, zijne schilderijen in koper graveerden en de afdrukken daarvan ln den handel brachten, wijst op Bosch als een groot kunstenaar. De roem van zijn werk is met de jaren nog gestegen, en zijne schilderijen en kopergravures, daarnaar gemaakt, brengen hooge prijzen op.
In vergelijking met andere groote kunstenaars, die in hunne woonplaats hun standbeeld kregen, krijgt Jeroen Bosch zeer laat het-zijne in de stad waar hij lange jaren werkte en naar welke hij zich zelf noemde.
Het behoeft feitelijk niet gezegd te worden, (want het is algemeen bekend), dat Burgemeester van Lanschot de eer toekomt de tot standkoming van dat beeld te hebben bewerkt. Maar Burgemeester van Lanschot vond dat standbeeld niet voldoende om den grooten Bosschen schilder te herdenken, er moest ook een penning van hem komen, die wijd en zijd verspreid zal worden en die niet alleen in particuliere, maar ook in openbare verzamelingen de leemte zal aanvullen in de reeks: „groote mannen in de penningkunde”.
Die penning is er nu en zal morgen bij de onthulling van Jeroen’s standbeeld aan velen worden aangeboden. Hij is vervaardigd in de ateliers der Koninklijke Begeer te Voorschoten naar het ontwerp van Jac. van Goor, wiens portretpenningen zeer geroemd worden. De Koninklijke Begeer, die voor onze stad reeds meerdere penningen maakte, heeft met dezen penning een werkstuk afgeleverd, dat tot het beste uit de laatste jaren mag gerekend worden.
De voorzijde van den penning vertoont het portret van Jeroen, naar een zelfportretteekenihg, die te Arras bewaard wordt, ontworpen. Daar omheen leest men: Jheronimus Bosch obiit Silvae Ducis 1516. Jheronimus Bosch stierf te ’s-Hertogenbosch in 1516.
Op de keerzijde is het tijdstip der onthulling van zijn standbeeld vastgelegd, „Standbeeld onthuld, 17 Juni 1930”.
Gedragen door een fraai renaissance ornamentwerk, ziet men hier het wapen der stad ’s-Hertogenbosch, niet zooals dat wapen heden gevoerd wordt, maar zooals het Jeroen in zijn tijd gekend moet hebben, n.l. met niet den halven, maar met den heelen adelaar in het schildhoofd.


Ons Gemeentebestuur, dat den dag van morgen tot een eeredag voor onzen Bosschen kunstenaar gaat maken, handelt hiermede geheel in den geest van Napoleon, die gezegd heeft, dat de landsbestuurderen de schoone kunsten, die het leven verfraaien en de herinnering aan groote daden aan het nageslacht overbrengen, in het bijzonder moeten eeren.

H. J. M. EBELING.