Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant/Jaargang 159/Nummer 139/Hieronimus Bosch

‘Hieronimus Bosch’ door C.F.Xav. Smits
Afkomstig uit de Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant, maandag 16 juni 1930, derde blad, [p. 3]. Publiek domein.

[ derde blad, 3 ]Hieronimus Bosch.

Er zal dan een standbeeld voor hem in zijn vaderstad worden opgericht in „onverweerbaar brons”. Voor hem, die zooveel werkte voor de Bossche Ommegangen, voor de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap en de St. Janskerk te ’s-Hertogenbosch. Hetgeen hij voor St. Jan vervaardigde, ging ln droeve tijden van iconoclasme voor haar verloren. Den Bosch bezit alleen nog maar een goede, geschilderde copie van Iheronimus schilderstuk (thans in ’t Museum te Gent) in het Prov. N. B. Museum van ’t Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in de voormalige St. Jacobskerk op ’t Hinthamereinde. Het stelt voor „de Kruisdraging van Christus”. Het schilderstuk is een aangrijpende voorstelling, een hevige tegenstelling van deugd en ondeugd, van gedrochtelijken haat, die de Goddelijke onschuld des Heilands bespot, van grimmigen nijd, die alom de godsvrucht belaagt. Op de gelaatsuitdrukkingen der Joden is een studie van de laagste hartstocht te maken. Men hoort bij de werken van Iheronimus Bosch wel eens opmerken, dat de figuren en de uitdrukking ervan zoo grillig zijn. Dat is juist het karakter van zijn kunst!
De misvormde, de gedrochtelijke, de mismaakte gezichten werden opzettelijk aldus uitgebeeld, het monsterachtige werd juist door den meester beoogd, om den gewenschten indruk te maken op de ontroering der zielen, die Christus’ kruisweg medeleefden. Het einde der vijftiende eeuw is de tijd van den bloei der Lijdensoverwegingen.
Iheronimus Bosch gaat in zijn stoute verbeelding tot het uiterste, als hij het „Laatste Oordeel”, de „Hellevaart” en dergelijke uitbeeldt. Dan teekent hij met allen nadruk het duivelsche uit, dat in de gevallen menschen belichaamd is. Ja zelfs typeert hij het monsterachtige, om het karakter te schilderen van de helsche „braadspitdraaiers” en de „stokers van de zwavelketels en Leviathan-muilen”. In zijn b.g. werken bemerkt men alle soorten van de onreinste dieren die zéér te pas kwamen o.a. bij zijn „Bekoring van St. Anthonis-Eremiet”, juist om den toeschouwer te overstelpen met symboliek. De toeschouwer ziet de monsters menschenwezens met vogelsnavels, centauren, griffoenen, over den nok der luchtbogen en der kerkdaken en op de brokstukken der kasteel-bouwvallen kruipen, zooals de gedrochten loerend ineenkrullen in ’t looverwerk van oude kapiteelen, onder balkconsolen, tusschen de misericorden (zitblokken) der koorgestoelten, aan de dakgoten en waterspuiers. Iheronimus Bosch is niet zoozeer een kind van zijn tijd, als de overige laat-middeleeuwsche kunstenaars. Men kan van hem niet zeggen, dat hij zich bij een groot kunstenaar aansloot; hij is een wijsgeer, een symbolist, die met spookachtige vormen en kleuren, met rossen gloed en vuur weet te spelen, als geen enkel ander schilder dat vóór hem heeft gedaan.
Wel vormt Iheronimus Bosch een schakel tusschen de vroegere, groote gebroeders van Eyck en Pieter Breughel, den Ouden, die na Iheronimus optreedt. Voor de Van Eycken — realisten in techniek en verbeeldingrijk in opvatting — behoeft Iheronimus door zijn verbluffende, anatomische samenstelling eener ongeziene, spookachtige onderwereld niet onder te doen en Pieter Breughel, de Oude, is een goed navolger der weerzinwekkende gelaatsvormen van Iheronimus’ paneelen. Een tijdgenoot van den grooten Bosschen schilder, n.l. Lampsonius, zei reeds in zijne Elogia (1572): „O Hleronymus! Het is, of alle spooksels en gedrochten des afgronds u voor de oogen fladderen”.

DE MARTELING VAN DE H. JULIA, van Hieronymus Bosch.
(Dit schilderij bevindt zich nu in het Palazzo ducale te Venezia).

Bijzonder kenmerkend voor Iheronimus Bosch’ talent is de „Marteling der H. Julia”, een meesterstuk, thans in ’t Museum te Venetië, eertijds te Weenen. De marteldood wordt door den grooten meester als een triomf voorgesteld. In koninklijk gewaad, met golvende haren, door een gouden kroon omspannen, hangt de Heilige aan een kruis. Naast haar staat de gouverneur Felix, die de dwaasheid der stervende Heilige gebaart. Achter Felix bevindt zich zijn gevolg, dat de Martelares beschimpt. Ter linker ligt een dronkaard, Eusebius, op den grond. Ziehier de beschrijving der voorstelling op het midden-paneel, tusschen twee vleugeldeuren. Op de rechter-volet staat „de bekoring van Sint Anthonius”, in al haar gebruikelijke grilligheid, zooals voormeld.
Op het linker-luik ziet men de haven van Corsica, waarnaast visschers, die een „zeemonster” op het strand sleuren. Dit typeert den kunstenaar Bosch!
In ’t naburige België heeft men — naast Gent — nog een paar prachtwerken van Iheronimus Bosch, die tot de „très belles pièces” behooren.
Te Brussel (Museum) is de beroemde „Kerstnacht”. Maria heeft een schalksch blij-jolig gelaat. De H. Jozef is een goedige, oude man, vermoeid en in overweging voorgesteld. Os en ezel verwarmen met hun adem de verkleumde ledematen van het Kindeke, dat achter een damastgordijn uit, door een lachend herder wordt afgegluurd.
Te Antwerpen (Museum) de „Bespotting van Christus”, die met doornen gefolterd wordt. Een beul, in vuurrooden mantel duwt met een krommen knuppel de punten der doornen dieper in ’t hoofd. Een tweede beul in groen, roze, gewaad knielt spottend neer. Een paar schaamtelooze en gluiperige Farizeeënkoppen en een kwabbige, sensueele figuur omringen den Christus, wiens kalm, waardig gelaat schril afsteekt bij die monsterachtige, opzettelijk door den schilder misvormde, leelijke, zondige menschelijkheid.
Het kunststuk in ’t Rijksmuseum te Amsterdam, met zijn grillige fantasie is voldoende bekend.
Evenals in de litteratuur der Middeleeuwen, vooral in den Rederijkerstijd „sotternyen” de heiligste tafereelen onderbraken, te pas of te onpas, zoo treft men ook in de oude handschriften en calendaria ter illustratie allerlei phantasiëen en grillige en grappige voorstellingen aan. Wat wonder dan, dat ook Iheronimus Bosch, in navolging van vroegeren, maar nòg grilliger en scherper, zijn grappen en grollen op het paneel bracht.

Dr. C. F. XAV. SMITS.