De Stijl/Jaargang 5/Nummer 7/Balans van het nieuwe

‘Balans van het nieuwe’ door [Theo van Doesburg]
Afkomstig uit De Stijl, jrg. 5, nr. 7 (juli 1922), p. 106-109. Publiek domein.

[ 106 ]BALANS VAN HET NIEUWE

II

In de zgn: „nieuwe kunst“-tijdschriften treffen wij belangrijke, reactionaire artikelen aan. Sinds de kunsthandelaren zich georganiseerd hebben om systematisch het naturalistische schilderij (onder welken dekmantel dan ook! — Neo-naturalistisch, meta-physisch, neo-klassiek enz) op de markt te brengen worden zij hierin dapper gesteund door de zgn: moderne Kunstperiodieken als: Valori Plastici, L’Esprit Nouveau, Das Kunstblatt, La revue de L’Epoque, Sélection, Arrarat en Cicerone, L’art Libre enz. Zelfs de populaire weekbladen als „Die Woche“, „Die Dame“ enz. helpen hieraan ijverig mede met geruststellende artikelen, waarin het kubisme gepardonneerd wordt als „een vergissing“ opgeluisterd met schilderijen van Picasso, Braque, Juan Gris en beeldbouwwerken van Lipschitz vóór en na hunne abstracte periode. Dezelfde tijdschriften, die zich voorheen druk bemoeiden het „abstracte“ schilderij tegenover het publiek te verantwoorden en te verdedigen, beijveren zich nu — even dapper — om neo-klassiek-naturalistische kunstproduktie te propageeren. En dat alles in naam van den kunsthandel. O.W., Nouveau-riche-en Schieberdom wil nu eenmaal meer voor zijn geld dan enkel doek met kleuren of geometrische vormen. Het wil waar voor zijn geld: naakte dames, optochten van kakkerlakken, koeien, bloempotjes of mandolines. Dergelijke produkten laten zich als koek en zonder metaphysische explicaties verkoopen. Zijn daarenboven een reeële geldbelegging. Neo-naturalisme, zoo ongeveer gelijk aan Schieberromantiek, laat nog altijd plaats voor abstractie. Dat staat gekultiveerd aan den wand en in dezen geest wilden men in Dusseldorp een Internationale stichten. Verkoopdépôts in alle landen, stond nummer een op het program en de heer Flechtheim zal voor de ansichtkaarten zorgen. De kritiek maakt hiervan gebruik om [ 107 ]de wederopbloei der echte natuurgetrouwe kunst en de dood van het kubisme te constateeren. Zoo publiceerde La Revue de L’Epoque een enquête, betreffende de dood van het cubisme, samengevat in den volgenden vraag

?

L’on entend souvent dire depuis quelques mois „Le cubisme est mort.“
Pensez vous que le cubisme est vraiment mort?
Si oui, de quelle maladie mourut-il?

De taak welke het kubisme als overgang van de oude naar de nieuve kunstuitdrukking had heeft zij volbracht.
De taak bestond hierin:
1o een nieuwe beeldingswijze voor te bereiden.
2o het verlangen naar een meer verinnerlijkte uitdrukkingswijze te realiseeren[1].
Zoo is het cubisme het verlangen naar en de behoefte aan, niet de vervulling van een nieuwe beelding. Daartoe ontbrak de architectonische uitbreidingsmogelijkheid welke „De Stijl“ bracht, en welke de nieuwe Beelding van het cubisme onderscheidt. Aan deze beeldende uitbreidingsmogelijkheid waaronder is te verstaan: 1o de ombeelding der levensstructuur; 2o de vernieuwing van het waarnemings- en denkapparaat; 3o de vernieuwing van het generale levensaspect; 4o (als phenomeen daarvan): Monumentale Samenvatting van het essentieel nieuwe tot: eenheid van ruimte, kleur, vorm, tijd en materiaal.
Het is thans de opgave der jongste generatie door radicale voltooiïng van het nieuwe de radicale vernietiging van het oude te bespoedigen.

III

Dat het verlangen en de wil om het nieuwe te realiseeren bij de jongste generatie voorhanden is, bewijst ons genoegzaam de toepassing der elementaire kunst[ 108 ]middelen in Holland, Rusland, Duitschland en Hongarije. In Holland richten zich alle vakken bewust naar de nieuwe beelding terwijl elk land der noordelijke cultuurzône zijn pioniers heeft, welke bereid zijn tegenover de reactie het nieuwe niet slechts te handhaven, maar voor zooverre de economische toestanden dit mogelijk maken, het in het leven te realiseeren. Een krachtig tegenwicht, wordt echter eerst dan verkregen, wanneer de internationale politiek zich in eén richting kan concentreeren. In zooverre is de ontwikkeling der nieuwe kunst direct, innerlijk met de economische ontwikkeling verbonden. Een consequent-nieuwe beelding kan zich eerst dan doorzetten wanneer het leven zelf nieuwe opgaven stelt. Deze opgaven kunnen niet komen van de zijde der individualistische overheersching, noch van de private erkenning van het nieuwe. Zij moeten, geeischt worden door een gemeenschap of minstens door een groep.
Belangrijk is daarom de ervaring opgedaan tijdens groote politieke botsingen, waarbij het verschil tusschen oude en nieuwe levensopvatting volkomen klaar werd. Hierbij is gebleken, dat de zgn: vooruitstrevende radicale elementen even sterk aan het oude hangen als hen die zij bestrijden[2].
Zoolang een kunstuitdrukking met elementaire middelen geen algemeene en reinigende levensbehoefte geworden is, zullen deze verschijnselen zich herhalen. In zooverre is de kunst vijandig, ook aan de meestradicale“ politiek.
De eerste opgave der jongste generatie is: de scheppende arbeid en welken vorm dan ook, als het recht voor allen te verklaren, tevens: de breede massa van de gezondheid en deugdelijkheid harer beginselen en produkten, systematisch te overtuigen. Om hierin te slagen en zich in een toekomstige samenleving een levensrecht te veroveren, is het niet voldoende, dat de nieuwe beelder als [ 109 ]enkeling kampt, het is noodzakelijk dat alle scheppenden die voor een nieuwe kultuur strijden zich organiseeren om georganiseerd tegen elke reactie „het Nieuwe“ te verdedigen.
In dezen geest alleen kan een internationale (juister: „Anationale“) van scheppende krachten vruchtdragend zijn. De eerste pogingen een dergelijke organisatie in het leven te roepen werden te Dusseldorp gedaan. Een botsing kon natuurlijk niet uitblijven. Deze poging was een noodzakelijk ziftingsproces, waarna met de eigenlijke arbeid kon begonnen worden.

IV

Als Overzicht van het streven tot elementaire plastiek reproduceeren wij eenige experimenteele werken (Men zie de reproducties) die, hoewel nog verre van eenvormig met het streven van „De Stijl“, getuigen van de behoefte om met elementaire middelen tot beelding te komen.
Tegenover de wilverzwakte wispelturigheid veler modernen staat een wilssterke, jonge generatie gereed de resultaten eener voorgaande generatie te ontwikkelen.
Voor deze ontwikkeling staan haar verschillende periodieken ter beschikking, waarvan de belangrijkste zijn: „Ma“ (Hongarije); „Objet“ (Rusland); „Egység“ (Hongarije); „Zenit“ (Yugo Slavië) en „Seccesion“ (Amerika).

(Wordt vervolgd)

  1. Men zie in dit verband „Het kubistisch probleem, zijn gronden en consequenties.“ „De Stijl“ 11 en 12, Jaargang 4.
  2. In Rusland en Hongarije bv. werd door de leiders der revolutionaire beweging een romantische, voorwerpelijke kunst geeischt. Elke poging in moderne richting werd systematisch onderdrukt!

Overige vindplaatsen

bewerken
  • Ad Petersen (redactie; 1968) De Stijl [deel] 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 239-242.