Uit stilte en strijd/De sprakelooze rust

[ 54 ]

XXVII.

DE SPRAKELOOZE RUST.


Gelukkig, die de stilte kent,
Die, als de avond zinkt,
Den beker van vergeten drinkt
En zich van 't leven wendt.

Die mede met het licht bezwijkt
In 't kleureloos verschiet,
En kleurelooze dingen ziet
Waarin de wereld wijkt.

Gelukkig, die geen luid gebed
Meer op de lippen heeft,
Die niet meer mee dit leven leeft,
Doch als een beeld op bed —

Zijn vingers om zijn vingers vouwt
En zich het harte bluscht,
Waarop de eindelooze rust
Haar pyramide bouwt.

Gelukkig, die geen licht of lied
Of leven meer verbeidt,
Die luistert naar de Eeuwigheid
En in den hemel ziet.