Uit stilte en strijd/De stilte
← Het kinderlied | Uit stilte en strijd (1909) door Carel Steven Adama van Scheltema | Weemoed → |
Uitgegeven in Rotterdam door W. L. & J. Brusse. |
II.
DE STILTE.
Min de stilte in uw wezen,
Zoek de stilte die bezielt,
Zij die alle stilte vreezen
Hebben nooit hun hart gelezen,
Hebben nooit geknield.
Zoek de stilte die bezielt,
Zij die alle stilte vreezen
Hebben nooit hun hart gelezen,
Hebben nooit geknield.
Draag uw kleine levenszegen
Naar het droomenlooze land,
Lijk de golve' heur oogst bewegen,
Tot zij zachtjes breken tegen
Het doodstille strand.
Naar het droomenlooze land,
Lijk de golve' heur oogst bewegen,
Tot zij zachtjes breken tegen
Het doodstille strand.
Zie den boom de paden tooien
Rondom zijnen stillen voet,
Laat uw ziel zich zoo ontplooien
En haar bloemen om zich strooien
Uit een vroom gemoed.
Rondom zijnen stillen voet,
Laat uw ziel zich zoo ontplooien
En haar bloemen om zich strooien
Uit een vroom gemoed.
Leer u aan de stilte laven —
Waar het leven u geleidt:
Zij is uwe veilge haven,
Want zij is de groote gave
Van de eeuwigheid.
[ 8 ]Waar het leven u geleidt:
Zij is uwe veilge haven,
Want zij is de groote gave
Van de eeuwigheid.
Sluit de stilte in uw gaarde,
Wees in haar gelukkig kind:
Al wie ze aan haar schoot vergaarde —
Alle zaligen op aarde
Hebben haar bemind.
Wees in haar gelukkig kind:
Al wie ze aan haar schoot vergaarde —
Alle zaligen op aarde
Hebben haar bemind.