[ 52 ]

XXV.

RUMOER.


Het leven is te hard van geluiden,
De menschen doen te druk: —
Om een ander wat doms te beduiden
Verpraten ze hun eigen geluk!

In plaats van de vruchten te smaken,
Gooien ze elkaar met de schil,
Ze praten om maar leven te maken —
En de wereld is zelf toch zoo stil!

Ze konden het eindelijk wel weten
Dat geeneen het in woorden vindt,
En dat, waar ze hun woorden vergeten,
Het leven pas waarlijk begint!