Utrechtsche Courant/1834/Nummer 105/Kennisgeving
‘Kennisgeving’ door H.M.A.J. van Asch van Wijck, W.G. van Dijck |
Afkomstig uit de Utrechtsche Courant, maandag 1 september 1834, [p. 1]. Publiek domein. |
KENNISGEVING.
Burgemeester en Wethouderen der Stad Utrecht.
In aanmerking genomen hebbende, dat bij het terug keeren vnn een niet minder groot aantal Verdedigers des Vaderlands, met onbepaald verlof dan in den voorleden Jare, het allezints nuttig te beſchouwen is, dat aan zoodanigen ouder dezelve, welke hunnen gewonen kring van werkzaamheden nog niet hebben kunnen hervatten, wederom gelegenheid tot verkrijging van werk worde verſchaft.
Gelet op den bijna voltooiden aanbouw bij onderlinge deelneming der daargeſtelde huizen en bergplaatsen aan de kade van af omſtreeks de Waardpoort dezer ſtad, tegen over het Cingel tot aan het nieuwe Begijneplein, hetwelk dan dok niet alleen bijzonder veel heeft bij gedragen, om aan de destijds teruggekeerde Schutters dezer ſtad, welke zich daartoe aanmelden, werk te verſchaffen, en als zoodanig daartoe zijn en nog worden gebezigd, maar ook daardoor andere werken noodzakelijk zijn geworden, die daarmede in verband ſtonden; terwijl de aanbouw zelve, bovendien tot ondernemingen van bijzondere perſonen heeft uitgelokt. —
Brengen bij deze ter kennis der Ingezetenen, mitsgaders van zoodanige verdere perſonen, welke tot bereiking van een zoodanig oogmerk, ſchoon op eene kleindere ſchaal, ter voltooijing der aagevangen kade tot deelneming open te ſtellen, mogten verlangen mede te werken; dat de Raad dezer ſtad zich vereenigd hebbende met het daartoe gedaan voorſtel, onder nadere goedkeuring van Hooger gezag, heeft vastgeſteld, een plan tot aanbouw van nog zes woonhuizen en van twee werkplaatſen, waardoor de voormelde aangevangen kade van het Begijne plein tot aan de Oudegracht bij de Waardpoort, geheel zal kunnen worden voltooid.
Burgemeester en Wethouderen voornoemd noodigen dienvolgens de genen uit, welke daarin zouden wenſchen deel te nemen, om ter Secretarie van Financiën van den 1sten tot en met den 13den Seprember aanſtaande, op eene ten dien einde voorhanden zijnde lijst in te ſchrijven, alsmede ten huize van de benoemde Commisſarisſen, zijnde de heeren A. van Dam, J. A. P. de Vree, R. K. Baron van Tuijll van Serooskerken, W. E. Ram en G. J[.] van Mansvelt, met bijvoeging van de ſom voor welke zij zouden verlangen aandeel te nemen, terwijl het plan van inteekening en de voorwaarden der deelneming ter gemelde Secretarie en bij voorn. jeeren Kommisſarisſen ter viſie zullen voorliggen.
Eindelijk durven Burgemeester en Wethouderen zich vleijen, dat zij van de welbekende gezindheid van Utrechts vermogende Ingezetenen, tot onderſteuning van ieder nuttige en naar de tegenwoordige omſtandigheden berekende onderneming, mogen verwachten door krachtdadige medewerking, tot verwezenlijking van hetzelve, te mogen worden in ſtaat geſteld, waardoor dan ook tot verfraaijing der ſtad aan die zijde zeer veel zal worden toegebragt.
Tot aanmoediging van welke onderneming de jaarlijkſche uitloting en overneming van één veertigſte gedeelee der aandeelen voor rekening dezer ſtad, bij den Stedelijken Raad, onder hoogere goedkeuring, is toegeſtemd; terwijl de uitvoering van den aanbouw dier huizen en werkplaatſen aan voormelde heeren Kommisſarisſen zoude worden opgegedragen.
Gedaan te Utrecht, den 28 Augustus 1834. Burgemeester en Wethouderen voornoemd, H. M. A. J[.] VAN ASCH VAN WIJCK, vt. Ter Ordonnantie van dezelve, W. G. v. DIJCK, L. S. |