Van zon en zomer/De sterren

[ 52 ]


DE STERREN


Daarboven daar staat de groote nacht,
Daarboven staan de sterren —
Wat lijkt het daar licht, wat lijkt dat zacht,
Wat lijkt die hemel verre!
Wat ver van de kleine wereld vandaan!
Zoo om de wereld maar over te slaan —
Ail de sterretjes zijn zoo mooi, zoo fijn,
Ik wou zoo graag op de sterren zijn
En wachten tot later — tot later!

Zij pinklen allemaal van pleizier, —
Je zoudt toch gaan gelooven: —
Het is er veel vroolijker dan hier,
En mooier ook daarboven!
O! ik wou wel van de wereld vandaan
En daarboven naar de sterren toe gaan —
Ai! de sterretjes zijn zoo mooi, zoo fijn,
Ik wou zoo graag op de sterren zijn
En wachten tot later — tot later!

Ach moeder het was nog veel te vroeg!
Je had nog moeten wachten,
Daarboven daar was toch plaats genoeg
Voorloopig te overnachten!

[ 53 ]

Tot het hier een beetje beter zou gaan,
Tot er nog 'n klein tijdje zou zijn vergaan —
Ai! de sterretjes zijn zoo mooi, zoo fijn,
Ik wou zoo graag op de sterren zijn
En wachten tot later — tot later!

En als ik dan op de sterren zat —
Dan zou ik dit hier vergeten. —
Dan zou ik vragen: wat wereld is dat?
Maar 'k zou 't niet willen weten!
Dan schopte ik de wereld naar de maan,
Maar de sterren liet ik stilletjes staan
Ai! de sterretjes zijn zoo mooi, zoo fijn,
Ik wou zoo graag op de sterren zijn
En wachten tot later — tot later!

En als 'k de wereld gelukkig dacht
En vroolijk en tevreden —
Dan klom ik weer op een mooien nacht
Van boven naar beneden!
En als 'k dan weer op de wereld zou staan —
O! dan begon ik van voren af aan! —
Ai! de sterretjes zijn zoo mooi, zoo fijn,
Ik wou zoo graag op de sterren zijn
En wachten tot later — tot later!