Van zon en zomer/Door den blooden herfst
← Afsterven | Van zon en zomer (1918) door Adama van Scheltema | De Sterren → |
[ 50 ]
DOOR DEN BLOODEN HERFST
Ik ben door de landen gegaan,
Ik wist niet wat ik wilde,
Ik wist niet waar vandaan
Maar 't gilde - 't gilde!
Ik wist niet wat ik wilde,
Ik wist niet waar vandaan
Maar 't gilde - 't gilde!
Ik heb het den blären gevraagd,
Die begonnen te blozen,
Waarlangs ik werd gejaagd
Vielen de rozen!
Die begonnen te blozen,
Waarlangs ik werd gejaagd
Vielen de rozen!
Ik ging door het dichte pad,
Tusschen vlammende bramen,
Ik vroeg naar wat - naar wat -?
Zij fluisterden samen!
Tusschen vlammende bramen,
Ik vroeg naar wat - naar wat -?
Zij fluisterden samen!
Ik heb gedoold door de hei,
Een donker dier zat te krassen,
Overal waar ik 't zei
Waren roode plassen!
Een donker dier zat te krassen,
Overal waar ik 't zei
Waren roode plassen!
Ik ben tot den avond gevlucht
Om het daar te zoeken.
Rood - rood was de gansche lucht
Om mij te vloeken!
[ 51 ]Ik heb het den nacht geklaagd,
Alle starren verbleekten, —
Toen heb ik niet meer gevraagd —
De stilte smeekte! —
Om het daar te zoeken.
Rood - rood was de gansche lucht
Om mij te vloeken!
[ 51 ]Ik heb het den nacht geklaagd,
Alle starren verbleekten, —
Toen heb ik niet meer gevraagd —
De stilte smeekte! —
Ik ben gevallen aan de landen,
Aan den dorren grond — —
Een levend mensch zochten mijn handen!
Een mooien mond!
Aan den dorren grond — —
Een levend mensch zochten mijn handen!
Een mooien mond!