Vergeten liedjes/In eenzaamheid
← Daar is een lied | Vergeten liedjes (1910) door P.C. Boutens | Op de thuisreis → |
Uitgegeven in Bussum door C.A.J. van Dishoeck. |
[ 48 ]
IN EENZAAMHEID
Weêr ontvangt mij vroeger einder:
Al het schoon van aarde en hemel
Vloeit ineen tot de oude lijn der
Diepe zee wier lichtgewemel
Mijner oogen jonkheid boeide
Vóor haar vloed om u vervloeide.
Al het schoon van aarde en hemel
Vloeit ineen tot de oude lijn der
Diepe zee wier lichtgewemel
Mijner oogen jonkheid boeide
Vóor haar vloed om u vervloeide.
O als welk een ander kind,
Armer wel en zeker droever,
Zat ik aan denzelfden oever
Eer mijn ziel u had bemind!
Hoe verdiept de duizend glansen
Over d' eigen spiegel dansen!
[ 49 ]
Al de brandend witte rozen,
Aller vooglen hoogste wijzen,
Sneeuwen wolken en de hoozen
Blanke sterren die er rijzen,
Al de stralende oogenlichten
In der menschen aangezichten:
Armer wel en zeker droever,
Zat ik aan denzelfden oever
Eer mijn ziel u had bemind!
Hoe verdiept de duizend glansen
Over d' eigen spiegel dansen!
[ 49 ]
Al de brandend witte rozen,
Aller vooglen hoogste wijzen,
Sneeuwen wolken en de hoozen
Blanke sterren die er rijzen,
Al de stralende oogenlichten
In der menschen aangezichten:
Al de brekers op de wijde
Zee die uitvloeit aan mijn voeten,
Zijn de onafgebroken stoeten
Van het zegerijk geleide
Waarvan de ommegang niet eindt
Tot uw glans hem overschijnt.
Zee die uitvloeit aan mijn voeten,
Zijn de onafgebroken stoeten
Van het zegerijk geleide
Waarvan de ommegang niet eindt
Tot uw glans hem overschijnt.