Vergeten liedjes/Op de thuisreis
← In eenzaamheid | Vergeten liedjes (1910) door P.C. Boutens | Gezelschap op den weg → |
Uitgegeven in Bussum door C.A.J. van Dishoeck. |
[ 50 ]
OP DE THUISREIS
In het stergedoofde Zuiden,
In het vroeg ondiepe licht
Bleekt een groote wassen maan,
Als een droom nietmeer te duiden,
Een verduisterd zielsgezicht
Door de dagen met ons gaan.
In het vroeg ondiepe licht
Bleekt een groote wassen maan,
Als een droom nietmeer te duiden,
Een verduisterd zielsgezicht
Door de dagen met ons gaan.
Naar het Oosten reikt mijn reizen,
Waar de diepe horizon
Achter donkre heuvlen brandt:
Van hun toppen zie ik rijzen
Straks de stille gouden zon
Over 't onbegrensde land.
[ 51 ]
Weinig lange weken straalden
Zon en maan voor oog en voet
Vreemde paden schoon en licht —
Nimmer week wat rees of daalde,
Aan de kimmen van 't gemoed
Weêrglans van uw aangezicht.
Waar de diepe horizon
Achter donkre heuvlen brandt:
Van hun toppen zie ik rijzen
Straks de stille gouden zon
Over 't onbegrensde land.
[ 51 ]
Weinig lange weken straalden
Zon en maan voor oog en voet
Vreemde paden schoon en licht —
Nimmer week wat rees of daalde,
Aan de kimmen van 't gemoed
Weêrglans van uw aangezicht.
Eer een tweede zon zal stijgen,
Nacht de komst der maan vermoedt,
De eerste ster door 't donker bloedt,
Zien mijn oogen weêr ziels eigen
Vaste zon, uw oog doorgloed
Van het licht dat ebt noch vloedt!
Nacht de komst der maan vermoedt,
De eerste ster door 't donker bloedt,
Zien mijn oogen weêr ziels eigen
Vaste zon, uw oog doorgloed
Van het licht dat ebt noch vloedt!