Over mimicry bij een drietal vogels Vogelkiekjes (1910) door Jacob Daalder

Onder de Bruine Jagers

Bij de Zaagbekken
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys.
[ 28 ]
 

VIII.


Onder de Bruine Jagers.


Maart moet negen zomersche dagen geven. Wanneer hij in dit opzicht zijn plicht betracht, kan het mooi zijn, ook aan het Noordzeestrand. Men gevoelt dan het ontwaken der Lente, en ook de vogels gevoelen dit. De meeuwen maken dan hoog in de lucht zeilende bewegingen, waarbij ze allerlei zwenkingen en kringen beschrijven, zonder dat men vleugelbewegingen kan bespeuren. Wat moeten de menschelijke vliegers van dezen tijd zich nog klein gevoelen, wanneer ze zoo die prachtige langvleugelige vogels sierlijk door het luchtruim zien zweven!

Hoe kalm is de zee nu! Men kan het bijna niet gelooven, dat ze de sterkste schepen tot wrakken kan beuken. Hoe aardig krullen de brandinggolfjes bij het strand op en hoe gretig worden de meegevoerde kreeftdiertjes door verschillende strandloopers weggepikt, wanneer het water terugvloeit.

Zie, ook enkele meeuwen zijn aan het visschen. 't Zijn Stormmeeuwen (Larus canus L.) die ook Kleine Zeemeeuwen genoemd worden. In groote vluchten kunnen ze op het land komen, wanneer hooge getijen banken en stranden doen ondervloeien.

Kalm zet zoo'n meeuw zich op de zee, en met draaiende bewegingen wordt naar alle zijden scherp uitgezien, of er iets valt te bikken. Meermalen vliegt een voorwerp op, en met genoegen blijft dan het oog zien het reine kleed: smetloos wit op de onderdeelen en zacht-blauw op vleugels en mantel. Aan de groenachtige pooten kan men [ 29 ]dadelijk de soort onderscheiden van de Kokmeeuw, die roode pooten heeft en ook iets kleiner is. Daar duikt een Stormmeeuw gedeeltelijk onder water en met een vischje komt zij weer te voorschijn. Spoedig is het lekker beetje verorberd.

Maar wat nu? Plotseling schiet een bruingekleurde vogel toe op de meeuw, die het hapje naar binnenslikte. Deze vliegt zoo spoedig mogelijk weg, doch ze wordt achtervolgd door het bruine wezen, dat gemakkelijk en snel vliegt en kortere zwenkingen kan maken dan de vervolgde.

De Stormmeeuw laat wat vallen, en de bruine vogel vangt het op, en nu is de vervolging gestaakt. De vervolgde meeuw heeft het pas binnengeslikte vischje uitgebraakt, en hierom was het den bruinen Jager juist te doen. Hij had het van verre gezien, welke vogel een gelukkige vangst had gehad, en dan rust deze parasiticus niet, voor hij zijn doel bereikt heeft.

Die bruine vogel behoort ook wel tot de Laridae of Meeuwvogels, maar 't is een vertegenwoordiger van het geslacht Lestris of Jagers. Zeelui vertellen er van, dat ze drek opvangen van de vervolgde meeuwen, en geven ze dan ook minder welluidende namen. Deze meeningen berusten evenwel op misverstand.

Wanneer we zoo'n Jagermeeuw van nabij konden bezien, zou het blijken, dat haar snavel bijna geheel met een weeke huid bedekt is, wat bij de echte meeuwen niet het geval is.

Zie, daar vliegt de Jager weer, en nu hij niet zoo ver af is, kunnen we opmerken, dat hij eenkleurig donkerbruin is. Maar vooral vallen òp de twee lange staartpennen, de middelste, die ver naar achteren steken.

[ 30 ]Welke soort Jager het is, valt op eenigen afstand niet te zeggen. Er komen er vier bij ons voor, die genoemd worden: Groote-, Middelste-, Kleine- en Kleinste Jager. De Middelste (Lestris pomarinus Temm) en de Kleine Lestris crepidatus, bij andere schrijvers ook L. parasiticus L.) komen het menigvuldigst voor. De beide andere soorten worden slechts zelden bij ons aangetroffen. Al de vier soorten broeden in hoog-Noordelijke streken, zoodat ze bij ons alleen des winters voorkomen. Zelden werd een exemplaar in den nazomer waargenomen.

Gedurig kan men zoo aan het strand en ook verder boven de Noordzee den Jager zijn roofbedrijf zien uitoefenen, en hij vervolgt daartoe niet alleen de kleinere meeuwsoorten, maar ook zelfs de veel grootere Zilver- en Mantelmeeuwen.

Wanneer zij zich keerden tegen den vervolger, zou spoedig het recht van den sterkste blijken, en ongetwijfeld zouden de Jagermeeuwen moeten afhouden. Maar dat gebeurt nu eenmaal niet. Zoo wordt ook hoog in de lucht de strijd om het bestaan uitgevochten, dikwijls door dieren van dezelfde familie, en de verdelgingsoorlog onder de oppervlakte der zee is zeker grooter dan ergens op de wereld.

Het „Vrede op aarde" mag bij de menschen nog lang niet algemeen zijn, in de dierenwereld is het nog veel verder zoek. De Bruine Jagers hebben het ons heden doen zien, maar elken dag kan men het ook elders opmerken in tal van voorbeelden en nuanceeringen.