Patrijzen en Kwartels Vogelkiekjes (1910) door Jacob Daalder

Nachtegalen??

Lijsterstrikken
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys.
[ 110 ]
 

XXXIII.


Nachtegalen??


Ja zeker, we hebben verschillende nachtegalen in ons land, echte en bastaarden. De laatste zijn evenwel geen kruislingen, maar afzonderlijke soorten, die eigenlijk met den echten Nachtegaal weinig of niets te maken hebben. De Nachtegaal, de Bastaardnachtegaal en de Nachtegaalrietzanger zijn alle drie zangvogels, doch ze toonen zooveel verschil in kleuren, levenswijzen en vormen, dat men moeilijk kan snappen, hoe ze zoo alle drie met het woord Nachtegaal worden aangeduid.

De echte Nachtegaal, de Aëdon luscinia luscinia (L.), de koning der zangvogels, zooveel bezongen, het eenvoudige grijs gekleurde vogeltje, dat ons des avonds en des nachts zijne smeltende strophen aanbiedt, dit lieve diertje begroeten we elk voorjaar in April gaarne als blijden lentebode. Waar we zijn nestje vinden, zullen we het bewonderen met eerbied, verschuldigd aan den koninklijken zanger, en we zullen het sparen en beschermen, en van majesteit- en heiligschennis zullen we de personen beschuldigen, die er de hand naar durven uitsteken. Eenvoudig, nuttig en rein is dit vogeltje, dat ons wel elk jaar in September weder verlaat, doch dat ons elk voorjaar weer zingt van geloof en van hoop en van liefde.

En nu, ik moet het eerlijk bekennen, dat ik aan den grond zit met een vraag, mij gedaan door den heer v. d. B. uit Arnhem. Deze vraagt mij, waarom de Accentor modularis (L.) toch Bastaardnachtegaal genoemd wordt, [ 111 ]daar deze vogel z.i. niets van een nachtegaal heeft, noch wat zang en kleur betreft, terwijl de levenswijze geheel verschilt.

Ik wist geen antwoord op die vraag te geven, en daarom heb ik mij gewend tot deskundigen, en.... die weten het ook niet. Nozeman noemt dien naam niet; deze auteur schrijft alleen van Winterzanger. Prof. Schlegel heeft den in Zuid-Holland (prof. Schlegel woonde te Leiden) algemeen geldenden naam der soort eenvoudig overgenomen, en in Duitschland wordt de naam Bastardnachtigall toegepast op den gewonen Spotvogel, die zoowaar op het eiland Texel ook Bastaardnachtegaal genoemd wordt. Dat wordt abracradabra.

Ik wou, dat we met een mooi praatje van dien grooten naam af waren, en dat we onzen Accentor maar algemeen Dorenkruiper gingen noemen. Deze Brabantsche benaming is zeer gepast, want het aardige vogeltje kruipt en sluipt gedurig met veel gemak tusschen dorens en takken. 't Spijt mij zeer, dat ik den geachten Arnhemschen vrager geen afdoend antwoord kan geven, maar ik geloof, dat niemand het kan.

Niettemin blijft deze vogel voor ons een voorwerp van vereering. 't Is een lief diertje met roestbruine bovendeelen en met donkerder bruin op vleugels en staart. Keel en krop zijn grijs, en de overige onderdeelen zijn witachtig, meer ros aan de zijden en aldaar getooid met bruine lengtevlekken. Het woont gaarne in tuinen nabij de woningen, en zijn korten en haastigen zang laat het gedurig hooren, ook zelfs des winters. Evenals de Nachtegaal bouwt het zijn nest niet hoog boven den grond, en ook uit een nuttigheidsoogpunt verdient de [ 112 ]Dorenkruiper aller bescherming, daar hij vooral des winters, de boomen zuivert van tallooze vlindertjes.

De Nachtegaalrietzanger (Locustella luscinoïdes [Savi]) heeft ook in Zuid-Holland een veel korteren naam. Bij Rotterdam noemt men hem Snor, naar het zachte snorrende geluid, dat hij gedurig laat hooren, en dat juist van de andere zijde schijnt te komen, dan van waar de vogel zich bevindt. Moeilijk is ook deze zang te vergelijken en in overeenkomst te brengen met dien van den Zangkoning en in vorm en levenswijze sluit de Snor zich ook veel meer aan bij de Rietzangers dan bij den Nachtegaal. Zoo zit men wel eens met eenmaal gegeven namen, die burgerrecht verkregen hebben, aan den grond, vooral, wanneer men wil weten, waarom de auteurs ze aldus, en niet anders genoemd hebben.

De Nachtegaalrietzanger is ook eenvoudig bruin gekleurd en gauw te kennen aan zijne zeisvormige vleugels. Veel komt hij niet in ons land voor, hoofdzakelijk bij Rotterdam. 't Is een vlug en vaardig vogeltje, dat gaarne op- en afklimt langs rietstelen en struiken. Doch ook over den grond beweegt het zich heel gemakkelijk. Het van rietbladeren gebouwde nest is ruw en geplaatst tusschen rietstengels en gras, meestal boven het water. De gewoonlijk witachtige eieren hebben gele en bruine vlekjes. De jongen worden eenigen tijd in het nest gevoederd, doch spoedig ook zijn het goede acrobaatjes geworden.

Ja, we hebben meer dan eene soort nachtegaal in ons land, wanneer we op den naam afgaan. Doch in waarheid hebben we maar een echte, den nooit volprezen Aëdon luscinia. Want ook de Muurnachtegaal, zooals de Gekraagde Roodstaart wel genoemd wordt is, hoewel [ 113 ]zich nader bij den Koning der zangvogels aansluitende, geen Nachtegaal.