Venus-muiltje Wandelen en waarnemen : schetsen uit het leven van planten en dieren (1906) door Eli Heimans

Hommeltrompetters

Klokjes
Uitgegeven in Amsterdam door Van Holkema en Warendorf.
[ 51 ]
 

VII.

Hommeltrompetters.


 
Eenzaam hebben ze den winter doorgebracht, de koninginnen van het gezellige, drukke hommelhuis; alle werksters en alle mannen, die leven en beweging brachten, zijn gestorven toen de Novembervorsten kwamen. Zij alleen, de koninginnen, bleven over en verborgen zich diep in de losse aarde onder mos of bladeren, waar het warm en veilig was.

Even als de bijenkoningin, die eigenlijk bijenmoeder moest heeten, zijn zij alleen door de natuur belast met de zorg voor het voortbestaan van de soort. Maar onze groote hommelmoeders zijn er veel slechter aan toe. Zij hebben in 't vroege voorjaar geen helpsters meer, om cellen te bouwen als wiegen voor 't jonge goed, of als honingpotten voor het voedsel van de toekomstige werksters. Zij moeten alles voorloopig zelf en alleen doen.

Het oude nest vindt ze niet meer geschikt; ze zoekt ergens in of boven den grond, al naar de soort en de gelegenheid een veilig plekje. Daar graaft en wroet ze net zoo lang tot het huis geriefelijk lijkt en dan aan 't honing eten, om kracht en stof te krijgen en aan het bouwen van de kinder-waskamertjes.

Zoo mooi en regelmatig in dubbele rij als de honingbijen het doen, kan onze hommelkoningin het niet; maar daar in de korf zijn er ook speciale werklui voor; de koningin behoeft er niet [ 52 ]naar om te zien. Zij heeft alleen maar eieren te leggen, anders volstrekt niets.

Voor zoo'n groot en dik hommelwijfje, dat in 't voorjaar zwaar zoemend rondvliegt, moeten we respect hebben; zij vertegenwoordigt honderden; wie haar doodt, vernietigt wellicht een heele kolonie en dat zou jammer zijn; want de hommels doen veel goeds aan de bloemen en aan ons geen kwaad. zwerm hommels. Wel hebben ze een angel, maar steken doen ze alleen als ze onverwacht aangevat worden. Iets anders is het met de groote wijfjes van de hoornaarwespen; wie in 't voorjaar zoo'n koningin onschadelijk maakt, doet waarschijnlijk een goed werk.

Is de hommelstaat eens op streek, dan vermenigvuldigt zich het aantal werksters zeer snel en het honing halen duurt tot 's avonds laat. Hommels blijven ook werken bij regen en wind, als 't niet al te erg is; ook in de schemering, wat een honingbij nooit doet. 't Ja is waargenomen dat in warme zomernachten enkele hommels in den maneschijn aan 't werk waren op nachtbloemen.

Algemeen bekend is het, dat hommels in tegenstelling met de meeste insecten 's morgens in de vroegte vliegen, en nu is het herhaaldelijk waargenomen, dat een groote werkster daartoe de réveille blaast. 's Zomers tegen vier uur in den morgen verschijnt bij vele dichtbevolkte aardnesten een hommel in een opening van het nest en begint luide te toeteren met [ 53 ]de vleugels; dat doet ze net zoolang tot een groot deel van de werksters wakker zijn en vertrokken om honing te halen.

In 't eerst wilde niemand het gelooven, maar de gevallen bleken zoo talrijk te zijn, dat de hommeltrompetter door bevoegde dierkundigen voor echt werd erkend; nu twijfelde er natuurlijk niemand meer aan.

Allerlei proeven werden er mee genomen; de trompetter werd weggevangen bij 't begin van 't toeteren, een ander nam zijn plaats in; aan 't eind van de réveille ging de blazer de doos in: den volgenden morgen was er een ander, die evenwel iets te laat scheen te komen. Een heel aardig geval.

Maar, bij het verklaren van dierengewoonten, geluiden en bewegingen, moet men vooral in 't oog houden, dat de verklaring niets anders kan zijn dan een gissing, met meer of minder kans van waar zijn; al naar de uitgebreidheid van de kennis en de scherpzinnigheid van den waarnemer. En die geeft er dan ook stilzwijgend bij aan, als hij een verklaring publiceert, dat hij zijn meening alleen geeft als een persoonlijke en dat hij die gaarne wil inruilen voor een betere, als er omstandigheden ontdekt worden, die de eerste verklaring onwaarschijnlijk maken.

Zoo zal 't ook hier denkelijk gaan. De eerste verklaring is anders plausibel genoeg. Ge zit net als professor Hoffer voor dag en dauw bij 't hommelnest, ziet een groot werkwijfje slaperig te voorschijn komen, naar de lucht en den wind kijken, zich de oogen uitwrijven. Dan met den kop naar de opening gekeerd en er halverwege instaande, gaat de juffer aan 't lawaai maken van belang. Er komt leven in de brouwerij; de eene hommel na de andere komt even kijken, poetst zich den slaap uit de oogen en gaat er eindelijk van door. In een klein half uur is alles op de been in 't nest en zijn de meeste werklui vertrokken naar hun karwei.

Ge ziet dagen achtereen ditzelfde wekkertje zijn plicht doen, [ 54 ]neemt hetzelfde waar bij andere hommelnesten; ge stelt immers het dier op de proef, ge neemt het gevangen: een andere wekker maakt de luidjes wakker. Nu hebt ge voldoende recht, dunkt u, om te verklaren, al is 't dan in voorzichtige termen: In sommige hommelnesten, vooral in dicht bevolkte aardnesten, wordt 's morgens vroeg réveille geblazen door een vasten wekker of trompetter; deze wordt door een andere vervangen, wanneer de functionnaris om een of andere reden zijn plicht niet kan volbrengen.

Daar is niets tegen in te brengen, denkt ge. Och, wij menschen zijn altijd geneigd menschelijke handelingen en onze eigen gedachtengang ook bij dieren te onderstellen, En 't is volstrekt niet onmogelijk, dat we zoo doende in vele gevallen raak gissen. Maar hoe voorzichtig men moet zijn, leert het trompetter-geval.

Kijk, daar treft het een nieuwen onderzoeker, wien de zaak zeer interesseert, maar die op dit punt wat sceptisch is uitgevallen, dat de trompetter alleen te vinden is bij ondergrondsche nesten, die meestal een of meer nauwe openingen of ventilatie-gaten hebben. Alle andere soorten houden er geen wekkertje op na.

Die onderzoeker is tegelijkertijd een groot bijenkenner, hij heeft de gewoonten van de honingbij jaren lang bestudeerd en heeft dan ook iets dergelijks als de hommeltrompetter bij zijn korven herhaaldelijk opgemerkt; maar niet alleen 's morgens in de vroegte en dan door vele tegelijk. En hij vindt er de verklaring bij, dat het slaan met de vleugels ten doel heeft een snellere ventilatie te bevorderen; het geluid is een bijkomende omstandigheid.

Bijen en hommels zijn wel familie van elkaar, maar toch geen naaste verwanten; en wat de een doet tot ventilatie, zou bij de andere nog réveille kunnen zijn. Maar nu de zooeven genoemde omstandigheid dat de wekker alleen bij ondergrondsche nesten is gevonden, en altijd vlak bij de openingen!

[ 55 ]Dan wordt het al weer mogelijk, dat trompetter den aftocht moet blazen en dat hij vervangen wordt door een ventilateur. Hommels in het gras. Niet zoo'n speciaal menschelijk baantje, maar toch nuttig; niet zoo wonderlijk en zeldzaam ook, want verschillende dieren verstaan de kunst hun nesten versche lucht toe te drijven door opzettelijke bewegingen. Dat doen de honingbijen geregeld, zooals gezegd is, en ook het stekelbaarsje slingert met zijn staart voortdurend versch luchtrijk water in zijn eigen gebouwd nestje.

Zoolang nu een derde natuurvorscher niet ergens ter wereld toch een hommeltrompetter aantreft in een bovengrondsch nest met wijde opening, waar geen ventilatie noodig is, moeten we maar weer aan den hommel-ventilateur gelooven. Of zou hier een dubbel baantje uitgeoefend worden en ventileeren gepaard gaan met wekken? Twee vliegen in een klap! Als nu iemand maar eens wilde aantoonen, dat de bijen zich verslapen, als de trompetters stilletjes weggevangen worden, vóór ze geluid kunnen geven. Dan waren wij er; misschien!