Hommeltrompetters Wandelen en waarnemen : schetsen uit het leven van planten en dieren (1906) door Eli Heimans

Klokjes

Berberissen
Uitgegeven in Amsterdam door Van Holkema en Warendorf.
[ 56 ]
 

VIII.

Klokjes.


 

't Was in den tijd van de klokjes, van de blauwe boschklokjes, die even goed als de sneeuwklokjes een jaargetij inluiden. Met den langsten dag komen ze, eerst een enkele, hier en daar aan den boschkant; dan bengelen ze op eens bij vijven of zessen op dunne buigzame stengels, en eer het een week verder is, kunt ge geen tien voetstappen langs een begroeiden heidewal of op het zandpad door 't bosch doen, of de zacht-blauwe, fijngevormde kelken vertellen u, bevallig wiegelend, dat het nu heusch al weer vol-zomer is. Maar hoe mooi de zomer ook is, er komt iets van spijt over u bij die boodschap. Het gaat zoo gauw dat bloeien en vergaan; die tijd van lucht en licht en warmte is zoo kort en vliegt zoo snel om; voor stadsmenschen ten minste, die er maar voor een heel klein deel van kunnen genieten.

Hebt ge er wel eens op gelet, hoe 'n hekel de natuur aan leelijke vieze dingen heeft, aan afval, rommel en vuilnis?

In een hoekje—waar 's winters, als de grond te hard is om 't te begraven, ieder mensch gooit wat hij kwijt wil wezen—lagen gebroken pannen, oude lappen, asch en sintels. De wind joeg er wat stof en aarde overheen en 't werd een ruige grauwe koek met gaten, hard als een steen als 't vroor, week als pap, zoo gauw 't dooide; zoo keek ik den hoek schuin aan, toen ik in het voorjaar het huisje er dichtbij [ 57 ]huurde voor vacantieverblijf, geen bezwaar; voor een goed woord en een kwartje is 't opgeruimd, dacht ik.

Maar nu! 't Is een schilderijtje geworden, je zou 't teekenen en kleuren, om 't vast te houden. Wat er onder zit, ziet niemand; dat vergaat wel zoo ver 't kan, en de artistieke natuur heeft er een bloemstuk van gemaakt. Fijne grasjes wuiven er met hun pluimen boven een donkergroen moskleedje uit, een plant met sierlijke bladeren, als varens gesneden, heft er een macht van goudgele knoopjes op lange stelen hoog boven uit, zilverig glanzende blaadjes kruipen er onder langs; en, toen is de groote decorateur met klokjes gaan werken, met gewone blauwe boschklokjes.

O wat is dat een dankbaar materiaal! Ze staan er precies, waar ze 't het beste doen, ze hangen juist zoo, als je ze 't liefste zou hebben; verzet er geen enkele plant, verlang er geen bij en pluk er geen af; waar de natuur zoo iets schikt, zult ge 't toch nooit verbeteren.

In de tuinen van de villa's kunt ge nu wel veel grootere uitheemsche klokjes zien, blauwe, rose en witte; maar zoo los en bevallig als de wilde zijn ze toch niet. De massa bloemen is te groot voor elke plant, en dan staan ze nog binnen een grasrand gesloten, dicht opeengedrongen in een bloemperk als schapen in de kooi.

De kleuren zijn teer, dat is waar, maar de vorm doet aan een hooge kaasstolp denken.

Neen, dan zou ik, als 't om decoratie te doen is, in mijn buitentuin, andere gasten binnen halen en ze de vrijheid laten tusschen de heesters. Wij hebben in ons land campanula's, die, wat vorm en kleur aangaat, best tegen de uitheemsche op kunnen. In de Geldersche en Limburgsche bosschen, langs de beekjes en op ruigten, groeien 's zomers [ 58 ]van die mooie ruige klokken op forsche hooge stengels; de groote hemelsblauwe, of ook wel eens witte en rose bloemen zijn haast nog mooier gevormd dan onze gewone boschklokjes; een krans van witte haren omgeeft de kelkslippen.Spiegelklokjes met bloemen en verschillend stadium.

Spiegelklokjes met bloemen en verschillend stadium.

Dat doet ze iets minder lief, maar ook wat krachtiger lijken. Nog een grooter en steviger soort groeit er in Limburg, met breede bladeren en een bloemsteel van een meter hoogte, vol met teere blauwe bloemen, echte klokjes met een dikken witten klepel in 't midden. Dan heb je nog klokjes, die hun bloemen in lange, wel wat stijve maar rijke trossen alle naar één kant keeren; vlak tegen het hek zouden die goed voldoen, om tusschen de spijlen door te kijken; de buurkinderen mogen er gerust van plukken, want 't is een onkruid van de akkerzoomen en 't doet zijn naam en roep alle eer aan, 't tiert welig en 't vergaat niet.

[ 59 ]Langs de paden van den zonnigen achtertuin van uw plaats kunt ge ter opluistering fijn getinte rapunzel-klokjes planten; ge herinnert ze u wel van de Limburgsche reis, ze groeien daar overal langs de wegen, zooals hier de gewone blauwe. Wie ze ziet, zegt dadelijk: klokjes; maar ge merkt ook meteen iets vreemds op, ze zijn 't en zijn 't niet; onze noord-nederlandsche zijn iets grooter, iets dieper blauw, meer naar den indigo kant, in die zuidelijke en oostelijke ligt al een overgang naar rood; ook bloeien de planten rijker en de bloemslippen staan verder uiteen en vele hebben lichte strepen; 't is haast ons eigen klokje, wat de bloeiwijze betreft, maar met een anderen bloemvorm.

Ik houd nu eenmaal van wilde klokjes en ik zou graag al onze soorten 's zomers dagelijks om me heen zien. Dat heb ik ook wel eens geprobeerd; op één na, die met perzikblad, heb ik ze alle in mijn tuintje gehad, maar de ruimte en het licht ontbrak; al groeien ze allen graag aan beschaduwde boschkanten, zon moeten ze hebben op hun tijd, vooral morgenzon, of ze gaan kwijnen en ze verdwijnen spoorloos.

Twee soorten klokjes groeien er in ons land, die ik elk jaar om den naam te vertellen of de determinatie te bevestigen, in enveloppe thuis gestuurd krijg, uit verschillende plaatsen van ons land; dat zijn 't zandklokje en het spiegelklokje.

't Zijn dan ook alleen in botanischen zin "klokjes". Het zandklokje is een plat of rond bolletje, samengesteld uit een menigte kleine lilabloempjes. Deze hebben elk vijf slippen net als echte klokjes; maar de klokjesvorm is zoek, doordat de slippen bijna tot den bodem van de bloem doorloopen; ook de kleinheid en de menigte opeengedrongen bloempjes zijn oorzaak, dat niemand bij 't zien van dit plantje aan een klokje denkt. U kent ze stellig, ze groeien tegenwoordig overal [ 60 ]in zandstreken, van de duinen af tot aan de grenzen, maar haast nooit op veenigen of kleiachtigen bodem. Langs de spoorwegen ziet het er soms lila van, zoo dicht en in zoo'n massa staan de bleek paarse bloembolletjes bij elkaar.

Het Spiegelklokje of de Venusspiegel, zooals het ook wel heet, dat ik hier voor u geteekend heb, lijkt iets meer op een klokje; maar iemand die niet bepaald aan botanie doet, ziet het er toch niet licht op aan. Spiegelklokje. Wijd open; in 't stuifmeel-tijdperk.

Spiegelklokje.
Wijd open; in 't stuifmeel-tijdperk.

Ik vind het een heel mooi en interessant plantje en ik heb er indertijd wel eens ver om gewandeld op heete dagen; want je ziet ze alleen als 't mooi warm weer is, in Juni en Augustus. Is de lucht betrokken, dan schuilt het weg tusschen het koren, de boekweit of klaver; dan kunt ge lang zoeken, zonder te vinden. Toch is de kleur paarser en helderder dan bij andere klokjes, er is ook een wit vijfkantje in 't midden van de bijna vlak uitgespreide bloem, zoodat die sterk in 't oog valt, vooral tusschen rijpende gele koren.

Maar dit merkwaardig plantje kan, beter dan de meeste klokjes, zich sluiten bij ongunstig weer; het doet dat ook geregeld al vroeg in den middag, dan is het een donkerpaars figuurtje geworden, een sterretje, als van papier geknipt; zoo dun en zoo plat, dat ge 't moet kennen om 't op te merken.

Dat samenvouwen heeft natuurlijk weer een beteekenis voor 't leven van de plant en wel een heel bijzondere. Kijkt ge een pas geopende bloem oplettend aan, dan bemerkt ge een zuil in 't midden, die wit bepoeierd is, natuurlijk door stuif[ 61 ]meel. De meeldraden zelf zijn dan al verdord. Wordt dit stuifmeel op den pilaar in 't midden—die niets anders is dan de nog gesloten stijl met stempel—niet afgehaald door insecten, en overgebracht op andere één dag oudere spiegelklokjes, dan is het nog niet verspild. Want in den namiddag plooit de bloem zich samen, zooals mijn schetsje aangeeft; de vijf naar binnen gerichte plooien raken dan den meelkolom in 't midden aan en—gaat morgenvroeg de bloem weer open—dan bespeurt ge vijf meelstreepjes binnen in den blauwen spiegel. Meteen spreidt zich nu de stempel, waarvan 't meel van gisteren grootendeels op de bloemkroon is overgedrukt, uiteen tot een aardig kroontje. Spiegelklokje. Gesloten; van boven en van terzijde gezien.

Spiegelklokje.
Gesloten; van boven en van terzijde gezien.

Nu is de bloem gereed om vreemd stuifmeel op te nemen, ze wacht en wacht den heelen morgen op bezoek, maar blijft het uit, geen nood. Straks tegen tweeën vouwt zich de bloem weer netjes dicht en de bewuste vijf meelstreepjes van de bloemkroon drukken weer zachtjes, net als gistermiddag, tegen den stempel, die nu geheel omgekruld is. Zoodoende bestuift de bloem zichzelf en krijgt behoorlijk zaad voor het volgend jaar.

Deze vernuftige tactiek passen andere klokjes ook wel toe, maar bij geen enkele gaat het zoo keurig en regelmatig als bij het mooie spiegelklokje. Dat kan evenwel weer niet op [ 62 ]tegen de gewone klokjes, wat het lokken van nachtlogé's betreft. Let maar eens op, als ge tegen den avond langs een zonnig en zandig boschpad wandelt, hoeveel van die halfgesloten blauwe klokjes wat sterker overhangen dan andere aan dezelfde plant. Kijkt ge er voorzichtig onder in, dan ziet ge daar een bijtje rustig in slapen, opgerold als een hondje in zijn mandje, met den kop tegen den staart. Ook al weer leuk van die klokjes; 't is wel niet heelemaal belangeloos dat verschaffen van nachtverblijf, maar toch aardig om te zien.