Zingende stemmen/Bij het vliedende levensbeeld
← De Vrouwen | Zingende stemmen (1916) door C. S. Adama van Scheltema | Ode aan de Jeugd → |
BIJ HET VLIEDENDE LEVENSBEELD
Uit mijne handen vliedt het beeld
Dat 'k van de wereld droeg,
Het drijft in allen wind verdeeld —
En mij bleef niet genoeg.
En wijd, en wijder valt de tijd
Uit mijne oogen heen,
Rondom mij groeit een eeuwigheid —
En laat mijn ziel alleen.
Wat wordt mijn moede hart nu klein,
Wat wordt het leven groot!
En daar waar zooveel dooden zijn —
Ach — — hoe gering de dood!