Zingende stemmen/Buxusgeur

[ 34 ]
 

BUXUSGEUR

 

Ik ruik de warme palm
Onder de open rozen,
Een weeën zomerwalm
Van palm en zoete rozen.

'k Ruik weer mijn eigen jeugd,
Het geurt uit een verleden
Naar iets — dat me half nog heugt,
En half is weggegleden.

Waar was dat oud plantsoen?
Waar geurden zoo de zoden
Van roze' en levend groen —?
En 't was ook iets met dooden.

Hoe vlotte menig keer
Dat beeld door deze vleugen,
En nooit vond ik het weer
In mijn doorgeurd geheugen.

't Wordt ook al oud en dort,
Totdat het heel verschrompelt —
Zooals mijn geest oud wordt
En langzaam onderdompelt.

[ 35 ]


Misschien, van geen belang,
Is 't zoo vanzelf gekomen,
Of groeide het voorlang
Uit losgeraakte droomen.

Maar 't lijkt of ik 't nog nooit
Zoo vurig wilde weten —
En vaster weet 'k dan ooit,
Dat ik het ben vergeten.

. . .



Heb ik mijn leven af,
Dan wilde ik later graag
Rondom een rozengraf
Een kleine palmhaag!