Album der Natuur/1853/Tafeldans, Lubach
Een woord over den Tafeldans (1853) door Douwe Lubach |
'Een woord over den Tafeldans' werd gepubliceerd in Album der Natuur (tweede jaargang, 1853), p. 283–288. Dit werk is in het publieke domein. |
De Tafeldans (das Tischrücken der Duitschers), liever het Tafelschuiven, heeft in de laatste maanden de algemeene aandacht tot zich getrokken. Dit kunstje is, naar ik meen, 't eerst in Noord-Amerika bekend geworden, en heeft zich van daar naar de oude wereld al spoedig eenen weg gebaand; op het vaste land van Europa schijnt het eerst te Bremen de aandacht tot zich getrokken te hebben, en thans is er misschien in ons land geene stad, misschien zelfs weinige dorpen, waar men het niet uitgeoefend heeft en nog uitoefent. Velen der lezers van het Album der Natuur hebben zekerlijk daarin eenige mededeeling en opheldering dienaangaande verwacht te zullen vinden. Aan die verwachting heeft men dan ook getracht eenigermate te gemoet te komen, door aan de lezers een afzonderlijk kort berigt aan te bieden, waarin van het genoemde verschijnsel eenige verklaring gegeven werd, met eene uitnoodiging aan de medewerkers, om, indien zij eenige daadzaken mogten waarnemen, die met die verklaringsproeve in strijd schenen te zijn, die te willen mededeelen, ten einde daarvan later gebruik te kunnen maken.
Er zijn sedert dien tijd meer dan twee maanden verloopen, en er is, zoover mij bekend is, door niemand nog iets wezenlijks tegen die verklaring ingebragt. Het kwam mij voor thans de tijd te zijn, om aan den tafeldans eenige weinige bladzijden toe te wijden.
Het is bijna overbodig de wijze te vermelden, waarop men te werk gaat, wanneer men den tafeldans wil waarnemen. Verscheidene personen, gelijk men weet, plaatsen zich rondom eene tafel; ieder legt zijne handen daarop, en wel zóó, dat de pink der regterhand [ 284 ]op de pink der linkerhand van zijnen buurman ter regter zijde rust. Na eenen korteren of langeren tijd, begint er beweging in de tafel te komen; dan begint zij te draaijen, zich van hare plaatste bewegen enz., en dat wel op zulk eene wijze en in die rigting, als haar door een der medewerkers of der toeschouwers geboden wordt. Nog verwonderlijker is de zoogenaamde tafelspraak, waarbij de tafel, door middel van op- en nedergaande bewegingen, door kloppen, zekere getallen opgeeft, waarnaar gevraagd wordt, ofwel, door zich al of niet te buigen op de gedane vragen, ja of neen antwoordt. Men kan dit alles uitvoerig vinden in de berigten aangaande den tafeldans, die hetzij afzonderlijk, hetzij in tijdschriften, in grooten getale het licht zien.[1]
Dat deze en dergelijke verschijnselen werkelijk plaats hebben, daaraan twijfelt thans wel niemand meer, hoe vreemd en ongeloofelijk hem zulks in 't eerst ook in de ooren geklonken moge hebben. Het is te denken, dat von humboldt, dubois-reymond, en wie zich in den beginne ook meer van het geven eener verklaring van dit verschijnsel afmaakten, door stoutelijk het feit zelf te loochenen, thans dááromtrent wel tot andere gedachten gekomen zullen zijn. In het voorbijgaan zij gezegd, dat zulk een uit de hoogte verwerpen van nieuwe en vreemdluidende daadzaken altijd meer kwaad dan goed doet; want indien later de waarheid dier daadzaken toch blijkt, dan neemt het algemeen liever de onzinnigste verklaringen aan, dan dat het verder gehoor zoude geven aan hen, die zich eenmaal zulk een blijkbaar voorbarig en valsch oordeel veroorloofden.
Vraagt men nu, hoe de tafeldans wordt voortgebragt, dan antwoord ik, dat de geheele zaak, naar mijne overtuiging, te huis behoort op het gebied van het Mesmerisme of Hypnotisme, bepaaldelijk op dat der zoogenaamde electro-biologie. Het hypnotisme, waardoor alle verschijnselen van het zoogenaamd dierlijk-magnetisme en der electro[ 285 ]biologie worden te weeggebragt, is, gelijk ik vroeger breeder uiteengezet heb[2], een toestand, waarin de mensch geraakt ten gevolge van de volstrekte bepaling van zijne aandacht op één enkel denkbeeld of ééne enkele zaak, waardoor eene aan dat denkbeeld of die zaak zich aanknoopende gedachtenreeks zijn denkvermogen in beslag neemt en in meerdere of mindere mate als overweldigt. Denken, zintuigelijke gewaarwording en willekeurige beweging nu zijn door het gemeenschappelijk hersen-orgaan ten naauwste met elkander verbonden; daarvan getuigen vele verschijnselen in den gezonden en ziekelijken toestand, die aantoonen, dat eene verandering in het eene vermogen gemakkelijk eene wijziging in het andere veroorzaken kan.—Op dezen grond kan men, onder meer, die proeven verklaren, waarbij men iemand tot onwillekeurige en soms onbewuste bewegingen dwingt. Tot toelichting voerde ik eene vrij algemeen bekende aardigheid aan. Men maakt een klein voorwerp, b.v. een klein horologiesleuteltje of een' ring, vast aan een eenige duimen langen draad, en laat iemand het andere einde van den draad met twee vingers aanvatten; men laat hem die vingers zoo stil houden als mogelijk is, maar verzekert hem tevens, dat desniettegenstaande na eenige oogenblikken het sleuteltje aan den draad in het rond zal gaan slingeren, b.v. regtsom. Na eenigen tijd ziet men ook het sleuteltje in beweging komen en in de aangewezene rigting al grootere en grootere kringen beschrijven. Verzekert men verder, dat het sleuteltje nu spoedig linksom zal gaan draaijen, dan worden de regtsche slingeringen eerst al kleiner en kleiner, houden even op, en gaan dan in de tegenovergestelde rigting over. De oorzaak is hierin gelegen, dat de proefnemer geheel vervuld is met de verwachting der voorspelde beweging, en daardoor het behoorlijk bestuur over zijne spieren verliest, zoodat door het hem op dit oogenblik overheerschende denkbeeld die spieren der vingers, welke ter voortbrenging dier beweging dienen, tot zamentrekking worden gebragt.
Passen wij dit toe op den tafeldans. Onder de personen, die daarbij medewerken, zijn veelal eenigen, die de geschiktheid bezitten om spoe[ 286 ]dig in eenen ligten graad van hypnotisme te vervallen; vooral bij vrouwen en kinderen geschiedt dit spoedig,—en juist met dezen gelukt de tafeldans het best. Bij dezen beginnen de spieren der vingers en der geheele hand—zonder dat zij het willen of bemerken—zich al spoedig zamen te trekken, en wel die spieren, wier zamentrekking vereischt wordt om de verwachte beweging der tafel voort te brengen. Velen gevoelen evenwel die zamentrekkingen wel degelijk; zij voelen de spieren hunner handen trillen, of eene pijnlijke aandoening daarin, die vaak nog eenigen tijd na het staken der bewerking nablijft. Zoolang die zamentrekkingen zich tot één enkelen persoon bepalen, volgt er nog niets; tenzij men de proef deed met een ligter voorwerp, b.v. een hoed; ontstaan zij echter bij een tweeden, een derden, dan volgt er eene ligte beweging der tafel, die al spoedig eene draaijende wordt, wanneer die twee of drie personen in ééne rigting drukken. Deze beginnende beweging, de aanvankelijke vervulling van datgene, waarop men met gespannen aandacht wachtende is, bespoedigt het ontstaan der spierzamentrekkingen bij de overigen,—en de tafeldans is aldra volkomen aan den gang.—Is er te voren bepaald, of de tafel regts of links draaijen zou, dan is het geen wonder, dat dit ook werkelijk zoo geschiedt; was dit niet het geval, en drukten dus de medewerkers in verschillende rigtingen, dan moet toch spoedig de minderheid voor de meerderheid wijken en zich naar deze laatste voegen.—Om kort te gaan, zij, die de, zoo zij meenen, van de tafel zelve uitgaande beweging meenen te volgen, stuwen, zonder dit te bemerken, zelven de tafel voort.
En nu de tafelspraak? Men moet, wil men zich hier op een goed standpunt plaatsen, wél in het oog houden, dat de beantwoording van vragen door de tafel niet altijd zóó vlot en zóó juist geschiedt, als men uit de verhalen dienaangaande vermoeden zou. Het gaat er mede als met de kuren der kwakzalvers; de gelukkige uitkomsten worden uitgebazuind, van de mislukkingen spreekt men niet. Eén voorbeeld zal nu voldoende zijn om eenig denkbeeld te geven van de wijze, waarop dat beantwoorden van vragen geschieden kan. Men vraagt naar den ouderdom van een der aanwezige personen; er zijn onder de medewerkers, die dien ouderdom kennen; werkt de per[ 287 ]soon, wiens ouderdom gevraagd wordt, zelf mede, dan weet deze dien in allen gevalle. Allen staan nu in gespannen verwachting; maar spoedig (en des te spoediger, naarmate men reeds eenigen tijd met den tafeldans is bezig geweest,—naarmate men dus meer onder den tooverachtigen invloed van het hypnotisme staat) buigt zich de tafel een weinig naar ééne zijde, ten gevolge van de overwegende spierzamentrekking van een of twee medewerkers, onverschillig van wie; de overigen geven onwillekeurig aan die beweging toe, die zij als 't begin van het antwoord beschouwen,—en nu volgen er eenige buigingen naar dezelfde zijde, waarvan het aantal, almede onwillekeurig, bepaald wordt door hen, die den gevraagden ouderdom weten; daar deze, wanneer het juiste getal der kloppingen volbragt is, nu hunne handen onbeweeglijk en vast op de tafel laten rusten, dewijl zij niets meer verwachten,—terwijl de spierbeweging bij de overigen door den op die wijze ontstaanden tegenstand dadelijk tot rust gebragt wordt, hetgeen dáárom des te gemakkelijker geschiedt, omdat er zelden iemand medewerkt, die niet ten naaste bij het getal der kloppingen voorziet, en dus, wanneer dat getal zijne gissing bereikt heeft, het ophouden daarvan verwacht.
De mij toegestane ruimte laat mij niet toe nog meer voorbeelden aantevoeren, en dit is ook vrij overbodig, daar het, wanneer men de gegevene opheldering wel begrepen heeft, niet zoo moeijelijk is haar ook op de beantwoording van andere vragen toe te passen. Het zal nu ook wel te begrijpen zijn, hoe het mogelijk is, dat de tafel op kommando dan regts, dan links draait, voor een aangewezen persoon buigt, door de kamer wandelt enz. Men houde altijd in het oog, dat de medewerkende personen in een staat van meerdere of mindere afgetrokkenheid verkeeren, hunne geheele aandacht op de proeven vestigen, en wel des te sterker, naar mate zij reeds langer daarmede bezig waren; dat zij verder de uitkomsten verwachten, en dat die verwachting den aard der reeds opgewekte onwillekeurige spierzamentrekkingen geheel bepaalt.
Bedrieg ik mij niet geheel, dan beveelt deze verklaring zich door natuurlijkheid en eenvoudigheid aan, en ik raad mijne lezers, om, indien zij nog proeven met den tafeldans mogten nemen, op te let[ 288 ]ten, of zij niet door eene naauwkeurige waarneming bevestigd wordt.
En wat zal ik nu zeggen van het toeschrijven van den tafeldans aan de werking van het magnetisme, of althans van eene daarmede overeenkomstige kracht? Het magnetisme, en in sommige gevallen de electriciteit, schijnen in onze dagen de plaats te moeten innemen der "bovennatuurlijke magten" van vroegere eeuwen. Wat in den eersten opslag vreemd en wonderbaar schijnt, en zich niet dadelijk in de gewone orde der dingen passen laat, wordt al spoedig die krachten op den hals geschoven, en daarbij eenige quasi-geleerde of mystieke onzin in de plaats van bewijzen, verklaringen en ophelderingen geleverd. Zoo wordt aan den eenen kant de nog altijd in den boezem der menigte schuilende zucht naar het geheimzinnige en wonderbare gevoed en bevredigd, terwijl men zich aan den anderen kant toch verre verheven waant boven het bijgeloof van vroeger dagen, omdat men woorden gebruikt, die ook de wetenschap bezigt, en men derhalve eene wetenschappelijke verklaring meent te geven. Het groote publiek neemt zulke nevelachtige, onbestemde, met een waas van geheimzinnigheid overtogene, maar in geleerde en wetenschappelijk klinkende termen voorgestelde verklaringen gaarne aan, en des te gretiger, naarmate het er minder bij behoeft te denken. Maar zoo wordt het ook gewend aan eene hoogst oppervlakkige, scheve, mystisch-onzinnige beschouwing en opvatting der natuur en harer verschijnselen, die, om van geene meer stoffelijke nadeelen te gewagen, in de gevolgen niet anders dan hoogst nadeelig op zijne verstandelijke en zedelijke ontwikkeling werken kan.—Ik herhaal overigens, met betrekking tot den tafeldans, hetgeen vroeger door mij gezegd is aangaande het zoogenaamd dierlijk magnetisme en de electro-biologie: "Hier magnetisme of electriciteit in het spel te brengen, bewijst alleen, dat zij, die zulks doen, met die natuurkrachten slechts oppervlakkig of in het geheel niet bekend zijn."
- ↑ B.v. in het werkje van Dr. c. h. schauenburg, privaatdocent te Bonn, getiteld: Tafeldans en Tafelspraak,—waarvan gezegd is, dat het de blijken draagt van geschreven te zijn door iemand, die door zijne verregaande zucht om iets wonderlijks te zien en aan het licht te brengen, geheelenal de noodige onbevangenheid van oordeel mist, om hetgeen hij ziet wel waar te nemen en behoorlijk te duiden.
- ↑ In een opstel, getiteld "Mesmerisme," geplaatst in het eerste deel van dit werk.