Bouwkundige Bijdragen/Deel 1/Praag
‘Praag’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Bouwkundige Bijdragen, eerste deel (1843), p. 19-20. Publiek domein. |
[ 19 ]PRAAG. Het is bekend, dat de verbouwing van ons stadhuis in het jaar 1838 eenen aanvang nam, en niettegenstaande menige afkeurende aanmerking zoo spoedig werd voortgezet, dat reeds na verloop van 3 jaren het muurwerk van het hoofdfront aan de oostzijde, alsmede van den geheelen noordervleugel voltooid en onder dak gebragt was. Intusschen nam, gedurende het bouwen, de reeds bij het begin zich geopenbaard hebbende af-
[ 20 ]keuring toe. Evenwel was er weinig hoop, om de commissie, die het plan ontworpen had, tot andere gedachten te brengen; ook kwam het bezwaarlijk voor, de stedelijke kas, die tot hiertoe uit hare niet bijzonder rijke middelen de aanmerkelijke bijdrage van ƒ80,000 C. M, gegeven had, voor het mislukken van den bouw aansprakelijk te maken, geheel buiten schuld der gemeente, en voor de kosten, die eene herbouwing zoude veroorzaken. Daarom werden wij zoo veel te meer verrast door het onlangs uit Weenen gezonden bevel, waarbij de eindbeslissing over het lot van het bereids opgebouwde stadhuis grootendeels aan eene commissie werd overgelaten, die, in plaats van zamengesteld te zijn uit menschen van rang of ambtenaren, nu bestond uit personen, even bekwaam in het theoretische als practische van hun vak. De regering onthield zich van allen invloed op de gevoelens der commissie, en hoe doelmatig zulks was, bewijst de inhoud van het verslag, waardoor de commissie op ontegensprekelijke gronden aantoonde, dat de in de verbouwing van het stadhuis bestaande gebreken, namelijk het vergrijp tegen den goeden smaak en tegen eene doelmatige verdeeling van het inwendige, alleen weggenomen konden worden door het afbreken van het geheele, tot dusverre opgebouwde, gedeelte, en het aannemen van een ander plan tot den wederopbouw.
Om evenwel der regering de toestemming gemakkelijk te maken, die van haar met volkomen regt verwacht wordt, en wel voornamelijk ten aanzien der geldmiddelen, hebben zich vele onzer gegoedste burgers vereenigd om de kosten, die door genoemde afbreking en wederopbouw ontstaan zullen, niet ten laste van de gemeeatekas te doen komen; maar dezelve door vrijwillige bijdragen te dekken. Deze verdienstelijke handelwijze, welke de eenstemmigheid onzer inwoners doet kennen, is overigens met dusdanig goed gevolg bekroond geworden, dat zich dezer dagen eene commissie uit hun midden naar Weenen zal begeven, om aan de regering den dank te betuigen voor hare krachtige bemoeijingen in deze zaak, en aan dezelve de voor eenen beteren opbouw van het stadhuis benoodigde en reeds bij elkander gebragte gelden aan te bieden.
Kunstblatt 1842.