Da Costa/Aan een kunstenaar

AAN EEN KUNSTENAAR,
MET EEN AFDRUK VAN MIJNE „VIJF EN TWINTIG JAREN.”

   Gy roept het beeld der ziel op ’t menschlijk aangezicht!
Het is des kunstnaars recht, het is zijn schoonst vermogen.
Maar wie ooit op de gaaf van dichterwenscht te bogen,
   die drukke zelf zijn ziel in ’t lied uit, dat hy dicht!

Zie daar u dan de mijne in verzen weêrgegeven!
Haar zucht, haar hoop voor dit en ’t onverganklijk leven.
   Wacht, Kunstnaar! wacht ook gy van roem- noch kunstgenot
   wat niet gevonden wordt dan in het Woord van God.

      1847.