Da Costa/Roem der hope

R O E M D E R H O P E.
(GEZANG CCLXXXIII DER HERST. EV. LUTH. GEMEENTE).

   Jesus, mijn Verlosser, leeft!
en ook ik zal met Hem leven,
   dáár waar Hy zijn zetel heeft.
Wat zou my dan nog doen beven,
   nu het Hoofd, reeds opgewekt,
   al de leden tot zich trekt?

   Door een onverbreekbren band
ben ik aan dat Hoofd verbonden;
   mijn van God gegrepen hand
worde in Zijne hand gevonden;
   en vergeefs grijnst dood en hel:
   ’k zie op Jesus! ’t is mij wèl.

   ’t Geen ik afleg is de ellend;
’t geen ik wachte, kracht en leven;
   ’t leven, hier nooit recht gekend,
wordt my eeuwig dan gegeven:
   de aardsche korrel wordt gezaaid,
   ’t hemelsch lichaam wordt gemaaid,

   ’k Zal dan wonen by mijn Heer!
Dit is mijn geloofsvertrouwen —
   ik zal Jesus in zijn eer,
in zijn koninkrijk aanschouwen;
   ik, ik-zelf, verlost van ’t vleesch
   vrij van zonden, vrij van vrees.

   Richt uw geest dan hemelwaart,
heft uw zielen op naar boven,
   van de lusten dezer aard
tot waar ge eeuwig wenscht te loven;
   woont met hoop en hart en zin
   thands reeds by uw Heiland in!