Da Costa/Wat heerlijkheid straalde over Bethlehems velden!

[ 398 ]

KERST- EN NIEUWJAARSINTREÊZANGEN.

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is
ons gegeven.Jes. XI: 5.
Wat heerlijkheid straalde over Bethlehems velden!
Wat hemelsche tonen doorgolven den trans!
In de eenzame nachtwaak der kudden ontstelden
de herders, omschenen van Godlijken glans!
De boodschap des heils wordt aan armen gezonden,
die waken by 't sluimren der dartelende aard!
En juublende heiren van Seraphs verkonden
de Godspraak der eeuwen : De Maagd heeft gebaard!
Maar niemand vernam het, in Israëls Grooten,
geen Wijze vermoedt het, volleerd in de Wet,
wat wonderbedeeling zich hier heeft ontsloten,
wat wondergeboorte hier Englen ontzet!
[ 399 ]Alleen in de verte der Oosterluchtkimmen,
zien Wijzen van vreemden, van onjoodschen stam,
de sterre des Konings uit Jacob ontglimmen —[1]
ja! de eeuwlang Gewenschte der Heidenen kwam![2]
De Zoon werd gegeven, het Kind werd geboren,
en de Opgang van Boven sproot uit, en verscheen![3]
En herders! o gy, tot Zijn schapen verkoren,
wat hoordet, wat zaagt ge, waar spoeddet gy heen?
Naar Bethlehem Ephratha, de erflijke woning
van Boöz, en Jese, en Davids geslacht!
aldáár is geboren, de Herder, de Koning,
te Bethlem, in Juda de minste geacht!
Dáár zaagt ge het Kindeke, in de doeken gewonden,
een kribbe, Zijn leger, — Zijn woning, een schuur!
(Daar was op heel de aarde geen andre gevonden
voor de Erfdochter Davids in barensnoodsuur!)[4]
Maar daarom vernamen Uw vreedzame velden
die hemelsche stemmen, by d’ afloop der nacht,
die Isrel de komst des Gezegenden meldden,
en ’t heil, door God-zelven op aarde gebracht!
Zy loven den Heiland, den Christus, den Heere,
den Zoon zonder aanvang, den Hemelschen spruit!
Zy brengen den Vader aanbidding en eere!
Zy roepen den raad van Zijn vreêverbond uit:
genade voor zondaars, in afval verloren,
behagen in ’t schepsel, dat weêrkeert tot stof!
Het Woord openbaart zich! het Kind is geboren!
Het Zaad is voldragen, voorzegd in den hof!
Gaat uit dan, o gy, de allereerste getuigen
der zaligheid Gods, die in ’t vleesch is gezien, —
die ’t eerst voor dat Kindeke uw knieën mocht buigen,
die ’t eerst dien Emmanuël hulde mocht biên!
Gy allen, tot trouw- en genadebetooning
van God, tot dien heildag verwachtend bewaard,
verkondigt aan Sion: uw God is uw Koning!
[ 400 ]uw glorei, o Isrel! uw heillicht, o Aard!
Getuigt, het gy volken! van ’t uiterst der aarde,
en brengt dien Verwinnaar uw schatten ten buit!
Gy, Wijzen van Oosten, wien ’t God openbaarde!
zijn sterre geleidt U, spoedt henen, trekt uit!
Belijdt hem te Salem, in spijt der Heroden!
Aanbidt hem te Bethlem, met wierook en goud!
Aanbidt den geborenen Koning der Joden,
die de einden des Heidendoms roept tot behoud!
En gy, kleine lammren, ten bloeddoop verkoren,
waar Rachels gebeente zoo klaaglijk om treurt![5]
in plaats van dat Kind, u ten Losser geboren,
aan ’t moederlijk harte ter slachting ontscheurd!
Getuige ook dat bloed, door den Vreemdling vergoten,
dat de Overste Leidsman uit Vorstelijken stam,
de Herder der schapen, uit David gesproten,
naar ’t woord der Profeten, uit Bethlehem kwam.
Hy komt, om Zijn Isrel voor eeuwig te troosten!
Springt op, o gy volken! met Jacob te zaam!
Gy Noorden en Zuiden, gy Westen en Oosten,
roept uit dien Ontzag, dien Genâvollen Naam!
Een kind, ons geboren! een Zoon ons gegeven!
God-zelve ons verschenen in ’t zichtbare stof!
Verheerlijkt dien heildag, zoo schoon, zoo verheven
met immer vernieuwde verrukking van lof!
met duizend gemengelde klanken en galmen
van cymbel en orgel, en trommel en fluit!
van Sions zich telkens vervullende psalmen,
ter eere van Bethlems gezegende Spruit!
En gy, o gy zoetste, gy schoonste der nachten,
veel schooner dan de ochtendstond zelve der aard!
O Kerstnacht! verwachtinng der vroegste geslachten,
by ’t rijpen der eeuwen in vreugde gebaard!
By ’t smeltende licht van uw sterrengewemel
ontwake de Kerkbruid met Hallelujah!
En zegge: Hosanna zij Gode in den Hemel:
en Vrede over de aarde! door vrije Genâ!


  1. Matth. II : 2. Num. XXIV : 17.
  2. Hagg. II: 8.
  3. Zach. VI : 12. Luc. I : 78.
  4. Beter:
    Voor de Moeder haars Heilands in 't barendsnoodsuur!
  5. Matth. II: 16—18.