Da Costa/Zendelingslied
< Da Costa
← Aan een vriend mijns zoons | Da Costa's Kompleete Dichtwerken (1876) door Da Costa | Aan onze vrienden Gregory Pierson-Oyens → |
Uitgegeven in 's-Gravenhage door D. A. Thieme. |
[ 597 ]
ZENDELINGSLIED.
In nachtelijke droomen
werd eens de stem gehoord:
„Wil tot ons overkomen,
en help ons met het Woord!”
En, uit Euroop vernomen,
[ 598 ] toen nog in nacht gehuld,
heeft de overzij der stroomen
den nooddruft straks vervuld!
werd eens de stem gehoord:
„Wil tot ons overkomen,
en help ons met het Woord!”
En, uit Euroop vernomen,
[ 598 ] toen nog in nacht gehuld,
heeft de overzij der stroomen
den nooddruft straks vervuld!
Thands komt in alle richting
de noodkreet tot Euroop.
En ’t woord der Godsrijkstichting
neemt uit het West zijn loop
naar de Africaansche zanden,
naar Groenlands langen nacht,
ja, naar die morgenlanden
wier kroost het tot ons bracht.
de noodkreet tot Euroop.
En ’t woord der Godsrijkstichting
neemt uit het West zijn loop
naar de Africaansche zanden,
naar Groenlands langen nacht,
ja, naar die morgenlanden
wier kroost het tot ons bracht.
Die ’t alles kunt vervullen,
o Trooster, vol genâ!
help Gy, die helpen zullen,
en met wie Ge uitzendt, ga!
opdat met ’s hemels wolken
ZIJN weêrkonst word’ verbeid,
die ’t Licht is aller volken
en Isrels heelijkheid.
o Trooster, vol genâ!
help Gy, die helpen zullen,
en met wie Ge uitzendt, ga!
opdat met ’s hemels wolken
ZIJN weêrkonst word’ verbeid,
die ’t Licht is aller volken
en Isrels heelijkheid.