De Katholieke Illustratie/Jaargang 1/Nummer 4/Het feestvierende Rome
← De laatste dagen van Jerusalem | Het feestvierende Rome (1867) door onbekend auteur
De Katholieke Illustratie, jrg. 1, nr. 4 (1867), p. 28-32. |
De ijzeren kabelbrug over den Niagara → |
Uitgegeven in 's-Hertogenbosch door Administratie van de Katholieke Illustratie (uitg. door Henri Bogaerts). |
HET FEESTVIERENDE ROME.
Vervolg.
Ik heb u heden veel, zeer veel te schrijven, en Nederland neemt er weder een gewigtige plaats bij in. Gisteren, H. Sakramentsdag, heeft hier de luisterrijkste processie plaats gehad, die mijne oogen ooit gezien hebben. Ik zal u de bijzonderheden daarvan niet mededeelen, omdat naar ik verneem dezelfde plegtigheid nogmaals zal plaats hebben op den feestdag der H. H. Apostelen, van welk feest ik u eene uitvoerige beschrijving hoop mede te deelen. Ik kan echter niet nalaten u te zeggen dat, in weerwil van alle waarschuwingen, nog kort te voren gedaan, de dag zonder de geringste rustverstoring afgeloopen is, hoewel uithoofde van het fraaije weder de straten tot in den nacht met menschen gevuld waren.
Heden avond ten zes ure had hier echter een bijzonderheid plaats, welke ik niet onvermeld mag laten, omdat zij onvergetelijk zal blijven voor al de Nederlanders, die daarvan getuigen waren. Het had namelijk Pius IX in zijne liefde voor Nederland behaagd, in weerwil van de vermoeijenissen van den dag, een partikuliere audientie te verleenen niet slechts aan de Nederlandsche bisschoppen, maar aan alle Nederlanders, die zich in de heilige stad bevonden. Dit had plaats op verzoek van den hoogwaardigen kerkvoogd van Haarlem, Mgr. Wilmer, die zich wel had willen belasten met de aanbieding van het album, waarin de nieuwjaarsgiften, door het dagblad de Tijd verzameld, vermeld staan. In de voorzalen van het Vatikaan sloten de Nederlanders, priesters en leeken, zich aan bij Mgr. Wilmer en Mgr. Schaepmaan en werden vervolgens bij Zijne Heiligheid toegelaten, die hen ontving met de vaderlijke liefde, die hem nimmer verlaat. De bisschop van Haarlem dankte den H. Vader voor de buitengewone gunst, welke hij den Nederlanders bewees, door hen in de gelegenheid te stellen om met algeheele toewijding van hart en ziel hunne hulde en diepen eerbied te mogen bewijzen aan den opvolger van Petrus en tevens de hulde van geheel Nederland aan de voeten van Pius IX te mogen nederleggen.
Daar lag nu het album met die eenvoudige, ongekunstelde maar van zooveel geloof en liefde tintelende bijschriften, opgeluisterd door de geniale hand van den heer Cuypers. Zoo worden de eenvoudige gebeden van hen, die ootmoedig en zuiver van harte zijn, door de engelen in gouden schalen gebragt tot voor Gods troon! Alle dichterlijk talent zinkt hier weg in het niet voor den gloed van geloof en liefde, die in deze bijschriften doorstraalt. Toen Christus aan Petrus vroeg: „En wie zegt gij dat ik ben?” Toen antwoordde Petrus eenvoudig maar krachtig: „Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God.”
Treffende gelijkenis! Toen in onze dagen het ongeloof zijne klaauwen uitsloeg naar de schatten des geloofs, en duizenden en duizenden het gezag van den Stedehouder van Christus verloochenden en verwierpen, toen vroeg Pius IX: „En gij, Nederlanders, wie zegt gij dat ik ben?” En het katholieke Nederland heeft luide uitgeroepen: „Tu es Petrus!” Dat staat in het album en dat staat er duizenden nogmaals duizendmaal in, en geen welsprekender taal kan tegen de kracht dezer woorden opwegen.
Nadat de Paus met groote belangstelling en zigtbaar genoegen het prachtig versierde album had beschouwd, verzocht Mgr. Wilmer eerbiedig verlof om het adres van de redaktie van de Tijd te mogen voorlezen. Het kwam mij voor dat Z. H. diep bewogen was. Hij dankte de adressanten en de Katholieken van Nederland voor de liefde en gehechtheid, welke hen bezielde voor den Stedehouder van Christus, en beloofde dat hij altijd voor hen zou blijven bidden. Hij zegende geheel het Katholieke Nederland en in het bijzonder de geestelijkheid, de Katholieke ouders, de aanwezigen en hunne betrekkingen en al degenen, wier wenschen en gebeden in het album waren uitgedrukt.
Gezigt op Rome van Monte Mario.
De oogenblikken, welke ik met de hoogwaardige bisschoppen en mijne landgenooten bij den H. Vader heb doorgebragt, zullen altijd tot de merkwaardigste mijns levens blijven behooren. Ik vraag het aan allen, die er bij tegenwoordig waren: was ons hart niet brandende toen Hij tot ons sprak? Alvorens te vertrekken werden allen tot den voetkus toegelaten en sommigen in het bijzonder aan den H. Vader voorgesteld.
De Paus viert heden den verjaardag zijner krooning. Dientengevolge waren, naar gebruikelijke wijze, gisteren avond de openbare en ook eenige bijzondere gebouwen verlicht. Deze verlichting zou overal elders een armzalige figuur maken, rnaar zij draagt hier bij de gebouwen iin hunne aardige vormen meer te doen uitkomen. Zoo maakte o.a. het Palazzo di Venezia, omgeven door een vijftigtal vetpotten op palen een bijzonder schoonen indruk. De wakkere Zouaven hadden ook hunne kazerne bij San Calisto verlicht.
Zoo als gewoonlijk adsisteerde heden de Paus de H. Mis in de Sixtijnsche kapel. De buitengewone inspanning van den vorigen dag was spoorloos aan hem voorbij gegaan; hij scheen zelfs nog krachtiger dan gewoonlijk gedurende de plegtigheden en later bij den gebruikelijken handkus der kardinalen en aanwezige prelaten.
Heden werd ook het feest in San Ignasio, alwaar de relikwiën van den H. Aloysius rusten, met bijzondere praal gevierd. Op dien dag is het gebruikelijk, dat de woning van laatstgenoemden heilige voor het publiek open staat. De H. Vader had het altaar van den heilige een ciborium met diamanten omzet, ter waarde van 3000 scudi, ten geschenke gegeven. Hier bestaat nog het oude gebruik, dat kerkelijke feesten ook volksfeesten zijn. De optogten, welke daarbij plaats hebben, maken op ons, bewoners van het noorden, een vreemden indruk. Vierden wij zóó feest, het zou anders zijn, doch ’s lands wijs, ’s lands eer, en wie er aanstoot aanneemt, bewijst alleen dat hij niet diep nadenkt. De straten waren versierd en met lauwertakken bestrooid; men zag er een gansche schaar doortrekken van broederschappen in hare schilderachtige gewaden, hare standaarden en banieren, standbeelden en zelfs geheele altaren, die rondgedragen werden, de brandende kaarsen, de prachtige priester-gewaden, en bij dat alles het gezang en de veelvuldige Eoviva’s voor den Santo, — waarlijk de zuidelijken zijn geheel andere menschen dan wij.
Sedert heden middag heeft het stedelijk bestuur door aanplakbiljetten bekend gemaakt welke feestelijkheden bij gelegenheid van het Centenarium zullen plaats hebben. Na een zeer diplomatieke toespraak aan de Romeinen, waarschijnlijk om alle partijen, zooveel dit mogelijk is, te bevredigen, doet het bestuur eene opsomming van de plegtigheden en noodigt de Romani uit om daaraan deel te nemen. Herhaaldelijk illuminatie, tombola’s, den 1en Julij volksfeest in de villa Borghese met muziek ‚ wedrennen, opstijging van een luchtballon enz. op kosten van den prins Borghese. Den 3en Julij nachtelijk volksfeest op het Forum Romanum en verlichting der oude gedenkteekenen, met bengaalsch vuur. Den 4en verlichting van de drie paleizen bij het Kapitool van buiten en van binnen, met vrij entree op de galerijen. Den 5en groote akademie van de maatschappij Arcadia in het paleis der Conservatori. Den 7en gelduitdeeling aan 100 arme Romeinsche vrouwen enz.
Pius IX verleende heden aan al de aanwezige vreemde priesters een algemeene audiëntie. (Zie de gravure op de laatste bladz.) De heeren van het Vatikaan hebben waarschijnlijk geen denkbeeld gehad van de massa priesters die hier tegenwoordig is, toen zij te vijf ure in den namiddag de Scala ducale‚ of liever de ruimte tusschen de Sixtina en de Paulina openstelde. In weinige minuten was daar geen plaats meer te vinden, en men kon nog naauwelijks zien dat het getal van hen die buiten stonden, verminderde. Op uitdrukkelijk verlangen van den H. vader werd de zaal, waar in den Paaschtijd de voetwassching plaats heeft, beschikbaar gesteld. Ook deze zaal was spoedig gevuld, en door de geopende deuren kon men aan hen die buiten stonden zien, dat zij werkelijk nog te klein was.
Tegen zes ure verscheen het kruis, dat de komst des H. Vaders aankondigde, en als uit één borst stegen duizenden kreten tot één jubeltoon voor den Paus-Koning. Oogenblikkelijk daarop verscheen Pius IX, omgeven door de geestelijkheid van zijn huis en van een kleine hofstoet, zooals bij plegtige [ 30 ]audiënties gebruikelijk is, en begaf zich naar den troon in het midden der zaal. Nogmaals steeg een daverende juichtoon op, en men kon zien, dat de groote Pius tot tranen toe bewogen was toen hij zich te midden zijner getrouwe zonen bevond, want het was hem in het eerste oogenblik niet mogelijk een woord uit te brengen. Eerst na eenige sekonden begon hij een Latijnsche toespraak. Zijne stem beefde van de aandoening, welke hem overstelpte, doch hij had weldra zijne kalmte terug gekregen, en nu kaatste als gewoonlijk elk woord op het marmer der zaal terug en weerklonk in de harten der aanwezigen om nimmer te worden uitgewischt.
De Paus sprak over de pligten van de geestelijkheid in het algemeen en die des zielzorgers in het bijzonder. Hij spoorde allen aan om ijverig te zijn in het gebed, opdat de vijanden der Kerk haar niet als een dienstmaagd uit het eigen huis verjagen. Hij eindigde met te betuigen hoe gaarne hij ieder in het bijzonder wenschte te zien en te spreken. „Doch — zeide hij,” — en toen bewoog zich om zijn mond de eigenaardige glimlach, dien men alleen op het gelaat van Pius IX kan zien — „hoe zou dat mogelijk zijn?”Doch — en hij strekte de armen uit, als wilde hij allen te gelijk omvatte — zijn zegen wilde hij aan allen mededeelen en ook aan hen, die aan hunne zorgen waren toevertrouwd; en in het volle bewustzijn zijner hooge zending sprak hij zijn apostolischen zegen uit. Amen! donderde het plegtig in de zaal. Moge God dien zegen doen gedeijen; want hij zal zich over een groot gedeelte van den aardbodem verspreiden. Tien duizend zijner getrouwe zonen in het priester-ambt had Pius nog nooit om zich heen gezien; en het waren geen Romeinen of slechts weinige Italianen; het waren Franschen, Spanjaarden, Duitschers, Nederlanders, Belgen, Hongaren, Slawen van verschillende stammen, Engelschen, Amerikanen, Aziaten en Afrikanen, — in één woord de zigtbare, strijdende kerk stond voor Pius IX!
Nog langen tijd na deze merkwaardige audiëntie wemelde het op het, St. Pietersplein van priesters.
De groote dag nadert. De St. Pieterskerk staat daar in haar vollen feesttooi als een bruid, die haar bruidegom verbeidt. De architekt Cavaliere Fontana heeft de geheel naar zijn goed doordacht plan uitgevoerd. Het is een ongewoon moeijelijke taak om in dit gebouw, welks afmetingen geheel buiten onze gewone berekeningen gaan, voorwerpen te brengen, die niet storend zijn met de voortreffelijke vormen. Van den juisten grondslag uitgaande, dat hier de triomf des Christendoms moest worden voorgesteld, heeft Fontana getracht zijne versierselen zoodanig aan te brengen, dat zelfs de minder ontwikkelden in staat zijn de beteekenis van het feest te vatten en daardoor den waren indruk er van te bekomen. Daarom vindt men dan ook aan den ingang van het gebouw drie reusachtige standaards met tafereelen, die het dubbele feest, het eeuwfeest der Apostelen en de kanonisatie der 25 dienaren Gods, voorstellen. In de vestibule ziet men zeven afbeeldingen, en wanneer men den tempel binnen treedt, vindt men in het presbyterium banieren met tafereelen uit het leven van genoemde heiligen. Aan beide zijden hangen rijke draperiën van roode zijde met gouden sterren en kostbare franje. Tegenover het altaar der Belijdenis verheft zich een groot schilderstuk, waarop Christus is afgebeeld, de sleutels des Hemels aan den H. Petrus gevende, omlijst door een krans van stralend licht.
Ik zal u niet al de bijzonderheden der versiering mededeelen, want men kan zich daarvan toch geen denkbeeld maken, zonder het te hebben gezien. De totaal-indruk er, van is grootsch en verheven; doch dii neemt niet weg dat er enkele partijen bij zijn, die getuigen dat men niet altijd in staat is eener schoone gedachte vorm en gedaante te geven.
Het feest is eigenlijk reeds heden begonnen. Ten elf ure vereenigden zich het kapittel en de gansche geestelijkheid der baziliek tot het bijwonen van eene buitengewone plegtigheid. De eigenlijke zetel van den H. Petrus, een eenvoudige, Oud-Romeinsche stoel van hout, met zilver en ivoor ingelegd, die sedert Paus Alexander VII en dus in twee honderd jaren niet meer openlijk aan het volk vertoond is, werd in eene plegtige processie van hare plaats naar eene kapel gedragen, alwaar hij zeven dagen ten toon gesteld zal worden. Hij werd door vier domheeren in rijk gewaad gedragen op eene kostbare baar, gedekt met een met goud doorwerkt kleed, terwijl de vier kwasten aan de hoeken door vier bisschoppen in pontifikaal werden vastgehouden. Dit verheven gedenkstuk werd omgeven door brandende kaarsen.
Des namiddags had een plegtige Vesper plaats. Toen de H. Vader, gedragen in de Sedia Gestatoria, in St. Pieter verscheen, gaf de vreugde der aanwezigen zich weder in een donderend evviva lucht, wat echter op dat oogenblik bij die verheven plegtigheid een piinlijken indruk maakte en dan ook verder belet werd, toen de H. Vader het altaar der Belijdenis naderde. De tribune der diplomaten was zeer spaarzaam bezet, die der monarchen ledig. Voor het overige was de kerk geheel gevuld. De Paus intoneerde met krachtige stem de antiphonen, welke door de pauselijke kapel werden voortgezet. Deze godsdienstoefening werd door schier alle vreemde bisschoppen en al de kardinalen bijgewoond.
Toen de plegtigheid geëindigd was, begon men reeds aan de illuminatie van het St. Pieters-plein en der basiliek. Men heeft daarvoor niet minder dan 4400 zoogenaamde Venetiaansche lantaarns gebruikt; telt men hierbij de vetpotten aan de kolonnaden, dan komt men minstens tot een getal van 5000 lichten. Naar ik vermeen waren er 360 personen voor het aansteken noodig. Het was zeer te bejammeren, dat een sterke noordewind nadeelig op de verlichting werkte. Men schat, het getal menschen, dat zich op het plein van St. Pieter bewoog, op 50,000.
Zóó viert Rome den vooravond van het groote feest.
Het, gaat mij heden als de Cavaliere Fontana met een gedeelte van zijne versiering: wat in mijn gemoed omgaat kan ik niet geheel zoo weêrgeven als ik wel zou wenschen. Het groote feest is voorbij; ik heb alles bijgewoond, en de indruk heeft mijne verwachting ver overtroffen, maar nu ik met de pen in de hand zit, willen de woorden niet zoo gemakkelijk vloeijen als gewoonlijk. Wat, kan men ook na zulk een gebeurtenis verhalen! Nedervallen in het stof en God danken voor den rijkdom Zijner genade en goedheid, voor het geluk van bij zulk een heilige verrigting tegenwoordig te mogen zijn — kan men iets anders doen?
Verwacht daarom niet van mij dat ik eene poging zal aanwenden om de gewaarwordingen te schetsen, welke mij hebben bezield en nog bezielen; ik wil alleen trachten u een verslag te geven van de plegtigheden, zoo als die op de rij af hebben plaats gehad.
Het, feest begon ten zeven ure, doch reeds ten vier ure was een ontzaggelijke menigte de St. Pieterskerk binnengestroomd, en toen het zes ure geworden was, waren behalve de kerk ook de ruime portalen, het plein en de nabijgelegene straten met menschen gevuld. Schier alle natiën vond men op die geheiligde plek vereenigd.
De processie nam ten zeven ure in de Sixtijnsche kapel een aanvang. Nadat de H. Vader met, de plegtgewaden en gewijde versierselen bekleed was en het Ave maris stella had aangeheven, zette de stoet zich in beweging. Zij werd geopend door de verschillende kloosterorden en de reguliere kanunniken met hunne banieren, voorafgegaan door de kweekelingen van het weeshuis en gevolgd door het kruis der wereldlijke geestelijkheid en de leerlingen uit de talrijke gestichten voor opvoeding van Rome, dan de leden van de H. Kongregatie der ritussen, de konsulenten, de prelaten en de prokureurs en advokaten in het pleidooi der gelukzaligen en heiligen.
Daarna zag men in de volgende orde:
de zeven banieren der gelukzaligen, wier heiligverklaring zou worden uitgesproken. Zij werden gedragen door leden van verschillende kongregatién. De vijfde banier was die van den gelukzaligen Nicolaus Piek en zijne gezellen, martelaars van Gorkum. De koorden dezer banier werden vastgehouden door afstammelingen uit de geslachten der martelaren. Wat moet in de harten dier mannen niet zijn omgegaan!
Voorts verscheidene hooggeplaatste geestelijke ambtenaren en leden der geeslijkheid van Rome, het personeel van de pauselijke kapel, der verschillende kollegiën, van de prelaturen enz. enz. Bij deze groep bevonden zich ook de dragers der pauselijke insigniën, de tiara en de mijter; een auditeur der Rota, dragende het pauselijke kruis; deze was omringd door zeven akolyten met kaarsen en voorafgaan door een prelaat met het wierookvat; vervolgens de biechtvaders van het Vatikaan in kasuifels, de abten Nullius en de abten-generaal in koorkappen met linnen mijters op.
Hierna kwamen de bisschoppen, aartsbisschoppen en patriarchen der verschillende ritussen ten getale van ruim 450; die van den latijnschen ritus droegen koorkappen met; goud gestikt en linnen mijters, die der Oostersche ritussen hunne eigenaardige gewaden. Zij gingen twee aan twee, de latijnsche patriarchen, aartsbisschoppen en bisschoppen naast de Grieksche, Armenische, Syrische, Chaldeeuwsche, Maronitische en Koptische kerkelijke hoogwaardigheids-bekleeders van denzelfden rang.
Na dezen stoet vertoonden zich de kardinaals-diaken in dalmatiek, de kardinaals-priester in kasuifcl en de kardinaals-bisschop in koorkap.
De konservatoren en de senator van Rome, de prins-assistent bij den troon, de vice-kamerling der H. Kerk, twee auditeurs der Rota, verscheidene kardinaals en de twee eerste ceremoniemeesters; te zamen het personeel, genaamd de Custodia Pontificis, was om den Paus geschaard. De H. Vader werd onder een troonhemel gedragen op de Sedia Gestatoria met den mijter op het hoofd, met den pauselijken mantel omhangen. In zijn linkerhand, welke door een zijden met goud omzoomden sluijer bedekt, was, droeg hij een brandende waskaars, terwijl hij met, de regterhand het neêrgeknielde volk zegende. Achter zijne Heiligheid werd de optogt gesloten door den auditeur-generaal, de Kamer, de schatmeester-generaal, de Majordomus, het personeel van het kollegie der apostolische protonotarissen en de generaals der orden. De processie is dwars over het plein gegaan en zoo de basiliek binnengetreden. Het was toen omstreeks half negen ure geworden.
De koning van Napels, zijn broeder, de koningin weduwe, de infante Maria Isabella van Portugal vertegenwoordigden de gekroonde hoofden, de hier residerende ministers, in groot gala, de vreemde Katholieke en Protestantsche hoven.
Nadat de H. Vader zijn draagzetel had verlaten, aanbad hij eenige oogenblikken het H. Sakrament en begaf zich toen naar zijn troon, die onder den Stoel van St. Pieter was opgerigt. De kardinaal-prokureur der kanonisatie naderde nu den H. Vader en verzocht hem driemalen met klimmenden drang de heiligverklaring uit te spreken. De eerste maal antwoordde de Paus, dat de goddelijke verlichting gevraagd moest worden; de tweede maal werd de Veni Creator gezongen; na de derde maal sprak de Paus met den mijter op het hoofd en op zijn troon gezeten als leeraar en meester der algemeene Kerk de heiligverklaring uit.
Toen ontdeed de H. Vader zich van zijn mijter en hief met krachtige stem den Te Deun aan.
Welk een plegtig, ontzagwekkend oogenblik! De trompetten schalden; de klokken van het Vatikaan verkondigden aan al de andere klokken der heilige stad, die onmiddellijk instemden, dat de kanonisatie volbragt was, en de kanonnen op den Engelenburg verspreidden die mare heinde en ver. O, mogten zij vrede verkondigen, die klokken, aan Rome en aan de Kerk. En dat plegtige gelui had plaats ter verheerlijking van onze hooggevierde Gorkumsche Martelaren! Wat toen in mij omging gaat boven alle beschrijving; doch ik bad God dat Hij ons geliefd Nederland mogt zegenen om de verdienste van het bloed zijner moedige zonen.
U, o God! loven wij;
U, o Heer! prijzen wij.
U, eeuwige Vader vereert de gansche aarde.
Heilig, heilig, heilig, is de Heer, God der Heerscharen!
Ontferm U onzer, o Heer! ontferm onzer.
Laat ons o Heer! uwe barmhartigheid ontwaren, gelijk wij op U vertrouwd hebben.
Plechtig weêrklinken die woorden door de hooge tempelbogen. Niet een was er onder die tallooze menigte, uit alle werelddeelen bijeengekomen, van het zengende Afrika tot den kouden noordpool, die deze woorden niet verstond. Wat zijt gij schoon in uwe eenheid, o Kerk van Christus! [ 31 ]Nu nam het plegtig misoffer een aanvang, waarbij de HH. Vader werd bijgestaan door de kardinaals Patrizzi, Meriel en Negroni. Nadat het Evangelie gezongen was. sprak de Paus eene leerrede uit, toepasselijk op het eeuwfeest der HH. Apostelen en het feest der kanonisatie.
Onder de offerande werden de geschenken, behoorende tot de ritus der heiligverklaring, aan den Paus aangeboden ; zij waren zeven in getal en bestonden elk uit vijf kunstig verschillende waskaarsen, twee brooden, een tonnetje met wijn en een ander met water gevuld drie kooijen. In de eerste kooi bevonden zich twee tortels, in de tweede twee duiven, in de derde eenige kleine vogeltjes. Deze geschenken werden aangeboden door de kardinalen, uitmakende de kongregatie der ritussen, vergezeld door personen welke daartoe in het ceremoniëel waren aangewezen. Bij deze buitengewone plegtigheid, welke nog werd verhoogd door het treffend gezang van 300 zangers in drie koren verdeeld, verplaatste men zich onwillekeurig in de oudste tijden, toen de Christenen bij plegtige gelegenheden het altaar bedekten met vruchten hunner vlijt. „Wij overladen uw altaar met geschenken zoo,” luidt het in de kerkelijke gebeden van heden. De zangers voerden een koor uit op de woorden: „Gij zijt Petrus” enz. De knapen van het zangkoor waren in den koepel verdeeld, en het was alsof men engelen-stemmen van boven hoorde, toen zij zongen: „En de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.” Toen het heilig Misoffer geëindigd was, begaf de Paus zich naar de kapel om zich van de gewijde gewaden te ontdoen.
Men zegt dat het getal waskaarsen, die bij deze gelegenheid gebrand hebben, niet minder dan twintig duizend bedragen heeft. Een zeer eigenaardig effekt maakte daarbij een uit glas gevormden tiara met de twee heraldieke sleutels en daaronder een omgekeerd kruis, sijmbool van de marteling des H. Petrus, in reusachtige afmetingen en voortreffelijk verlicht. Dit alles scheen in de lucht te zweven onmiddelijk voor het graf des Apostels, dat heden met levende bloemen in guirlandes en zilveren vazen versierd was.
Op het oogenblik dat de plegtigheid een aanvang zou nemen onstond er een stoornis, eensdeels doordien een begin van brand aan de draperiën werd ontdekt, welke echter onmiddelijk werd gestuit, ten andere dewijl een man zich in de kerk met een dolk wonden aan den hals toebragt. Sommigen zeggen dat hij krankzinnig was; anderen dat hij gekomen was om de plegtigheid te doen mislukken, door de draperiën in brand te steken; nog anderen dat hem als een zendeling der geheime genootschappen de taak was opgedragen om den Paus te vermoorden, en hij, vol ontzetting voor het plegen van zijne misdaad terugdeinzende en de wraak van zijne geestverwanten vreezende, in wanhoop de handen aan zichzelven heeft geslagen. Hij is terstond in hechtenis genomen.
lk acht een handlanger der Carbonari tot dit alles in staat; van daar dan ook dat het gebeurde op betrekkelijk weinig indruk maakte.
Het kerkelijk feest werd besloten door eenige vespers, bij welke gelegenheid de beroemde hymnus O felix Roma door twee kooren meesterlijk gezongen werd. Des avonds was de stad algemeen verlicht, en werd op de Monte Pincio een vuurwerk ontstoken. De girandola, zoo vaak besproken en beschreven, heeft zeker zijne vermaardheid aan den Engelenburg te danken, alwaar het vroeger werd afgestoken; ik voor mij kan niet zeggen, dat ik groot behagen vond in die vreeselijke kanonnade. In Italiaansche ooren zal zij welligt schooner klinken dan in de mijne.
Een groote levende keten, welker schakels uit menschen en trekbeesten van allerlei aard bestaat, verbindt heden de graven der Apostelen, het Vatikaan en de baziliek van den H. Paulus buiten de veste. Rijtuigen op twee wielen, een- en twee spannige fiakers, bisschoppelijke ekwipaadjen, meerendeels gehuurd en de karossen der kardinalen, die, rood gelakt als zij zijn, veel op een arke Noachs gelijken, doen, ofschoon zij zich stapvoets door de Porta Paolo en dan langs den oever van den Tiber bewegen, gansche stofwolken opstuwen, welke den voetganger, die door de brandende zonnestralen geblaakt wordt, het leven lang niet aangenaam maken. lk gaf er daarom de voorkeur aan, om met een der kleine stoombootjes op den Tiber naar St. Paul te varen, ten einde het feest aldaar bij te wonen. Deze vaartuigjes zien er uit of zij nog uit de voorwereld afkomstig zijn. Zij doen denken, aan een miniature der oude spaansche galjoenen en, zooals men die op prenten van de onoverwinnelijke Armada vindt. Het zijn kleine drijvende, nootenschalen, die eigenlijk niet voor het vervoer van menschen bestemd waren, maar alleen om met een aantal touwen te pronken en te laten zien hoeveel plaats een stuurroer wel kan innemen. Er was inderdaad door dit een en ander meer dan twee derden van de boot in beslag genomen, zonder dat iemand daarvan het nuttige of het noodzakelijke van inzag, terwijl de reizigers, zooals bij deze gelegenheid te denken wel, op het hun afgestane gedeelte als gepakte haring bij elkander stonden.
Bij mijne aankomst in de baziliek werd ik door de grootsche versiering getroffen. Den architekt der St. Paulus-kerk, Commenditore Palotti, komt de eerepalm toe. Hij liet, in weerwil van de talrijke versierselen, de heerlijke baziliek, als ik het eens zoo mag zeggen, in haar eenvoudig toilet; al de harmonische deelen van het gebouw waren ongeschonden gebleven. „Dat is voortreffelijk,” hoorde ik een Contadino uitroepen, die tegelijk met mij het gebouw binnentrad.
Tegen tien ure verscheen de Paus, nadat alvorens reeds de bisschoppelijke banken gevuld waren. Toen de H. Vader op zijn troon had plaats genomen, begon de plegtige H. Mis, welke door den Patriarch van Alexandrië werd opgedragen. De reijen der Benedictijnen alhier waren ditmaal vermeerderd, door het bijzijn van de abten van Catania, Montreale, San Martino, San Severino, La Cava, Florence enz., alsmede door den Aarts-abt van Martensbefg in Hongarijë, door de abten van St. Pieter te Salzburg en Grils in Tyrol en door den Benediktijner Bisschop Mgr. Salvados uit Australië.
Het is hier gebruikelijk dat vóór en na de godsdienstoefening de aanwezige gasten door den Paus op chocolade, ijs en allerlei gebak worden onthaald. lk zou wel eens willen weten welk eene groote hoeveelheid van een en ander hier gebruikt en ook medegenomen is! De tafels voor den H. Vader, voor de kardinalen en de bisschoppen waren in een zeer luchtige Corridore geplaatst. Pius IX alleen had een zitplaats, al de overigen gebruikte na de H. Mis staande eenige ververschingen. Hij nuttigde een weinig chocolade met twee beschuitjes, al het overige liet hij onaangeroerd. Hij was letterlijk gebarrikadeerd door de fransche bisschoppen. Velen lagen voor hem geknield en kusten zijne roode met goud geborduurde pantoffels, aan anderen reikte de verhevene grijsaard de hand tot een kus toe, terwijl hij voor allen een vriendelijk en geestig woord ten beste had. Met den een sprak hij Spaansch, met den ander Latijn, met een derde Italiaansch, waardoor ik tot de gevolgtrekking kwam, dat de H. Vader aan de gelaatstrekken van elk in het bijzonder oogenblikkelijk kon zien tot welk natie hij behoorde. Ongeveer een kwartier uurs later verscheen het kruis. Toen de H. Vader op stond, liet zich als uit ééne borst weder die juichtoon hooren welke ongevraagd door zijne vereerders wordt voortgebragt. Nogmaals liet de Opperpriester de vreemdelingen, die tot dusverre door de fransche prelaten teruggehouden waren, tot zich toe, en ook mij viel het hoog geluk ten deel den ring te mogen kussen en den pauselijken zegen te ontvangen.
De tante des Konings van Napels, de infante Maria Isabella van Bourbon, en nog een derde dame, allen in het zwart gekleed waren ook tegenwoordig. De Koning zelf was in groot tenue, met de ster van den H. Januarius op de borst; ook zijne beide broeders waren tegenwoordig, doch van de diplomatie heb ik niemand gezien, althans niet in uniform. H. Vader sprak den jongsten prins aan en liefkoosde hem. Op een wenk van den Koning legde het knaapje beide handjes op den grond en kuste de voeten van den Paus, die zoo vermoeid zijn van de aardsche pelgrimsreis.
Ik heb ook de vespers in de baziliek van St. Paulus bijgewoond. Op den terugtogt mogt ik het zeldzame genot smaken van het knapen-koor uit den St. Pieter te hooren. Deze jeugdige zangers droegen namelijk op het dek van de volgepropte stoomboot de psalm Laudate Pueri Domino en Tu es Petrus voor.
Waren het werkelijk de liefelijke stemmen der kinderen of droeg de omgeving en het late uur er toe bij dat die voordragt zoo tooverachtig op mij werkte?
De oevers van den donker, of liever vuil gelen Tiber, zijn tamelijk steil en met kreupelhout begroeid. Op den linker oever ziet met overblijfselen van oude stadsmuren en torens, men heeft er armlzalige hutten op gebouwd. Verder op staat Santa Sabina en op eene aanmerkelijke hoogte het Malthezer prioraat. Laatsgenoemd gebouw was prachtig geïllumineerd, de overige gebouwen getuigden wel van goeden wil, maar meer kon men er dan ook niet van zeggen.
Het was reeds laat toen ik de poort van San Calisto binnentrad.
De Romeinen zijn waarlijk niet voor volksfeesten geschapen; dat hebben zij maandag in de Villa Borghese en gisteren nacht op het Forum bewezen. Het feest in de Villa werd door den Prins, dat op het Forum door het Gemeentebestuur gegeven. De Villa met haar uitgestrekt park ligt vlak bij de Porta del Popolo, dus zoo goed als in de stad zelve. Zij wordt gemeenlijk alleen door kunstkenners bezocht, dewijl het kabinet van schilderstukken onder de belangrijkste verzamelingen van Rome moet worden geteld.
Op den 1en had intusschen een ware volksverhuizing plaats. Er zou een luchtballon worden opgelaten en een wedren te paard gehouden reden genoeg om dien dag tot worden tusschen mannen en amazonen — reden genoeg om dien dag een rustdag te maken, zoodat de werkplaatsen dan ook reeds ten vier ure gesloten waren. Panen et Circenses was reeds achttien eeuwen te Rome het wachtwoord, en het is hef gebleven tot op dit oogenblik. De duitsche romanschrijfster Fanny Lewald, een van de geëmancipeerde dames die aan een reis- en schrijfmanie lijden, bezocht in Februarij jl. de H. Stad, neen, ik vergis mij, het oude Rome, en, schrijft in hare sentimenteele reisherinneringen dat de Romeinen nu nog maar om brood en brood alleen vragen. Die woorden zijn haar echter alleen in den mond gegeven uit een ingekankerd vooroordeel tegen de pauselijke regering, waarmede al dat volkje behebt is. Omdat jufvrouw Lewald, toen zij op een muilezel voorbij het ruiter-standbeeld van Trajanus reed, daar eenigc bedelaars in lompen gehuld vond, zucht de gansche romeinsche bevolking om brood! De moderne logika voert tot zeer zonderlinge gevolgtrekkingen![1]
Doch laat ik tot het volksfeest terugkeeren. De Romein bemint nog altijd hartstogtelijk het vermaak, maar het moet hem als het ware met den paplepel ingegeven worden; hij draagt er zelfs niets aan bij, en zoo komt het dat de eigenlijke volksfeesten hier geheel anders zijn dan overal elders. Verbeeld u een groen veld aan den vlakken oever van een breeden waterspiegel, beschaduwd door lauwrier- vijgen- en geurende tulpenboomen. Op een nabijgelegen eiland hoort men muziektoonen; de zon heeft bereids hare gloeijende pijlen verschoten en een verkoelend windje kondigt de aankomst van de avondster aan en sterkt en verfrischt de ledematen, die door de hitte van den dag afgemat waren. Duizenden menschen uit alle standen, van elken leeftijd zetten aan dit tooneel leven bij — en welke uitwerking meent gij dat al dit uitlokkende op de Romeinen uitoefent? Bij ons zou het volk zijne opgetogenheid lucht geven en zou het moeite kosten er orde onder te houden; in Duitschland zou men vrolijke liederen hooren en dansende groepen zien; stokoude grijsaards en afgeleefde matronen zouden zich voor een oogenblik nog weder eens jong gevoelen. Hier ziet men van dat alles niets. „Het koninklijke volk wil opgevrolijkt, worden” zeide eens een romeinsch senator tot een barbaarsch vorst. En zoo is het ook; het wil spelen hebben, doch het speelt niet mede. Niet hier bij dit schoone natuurtafereel maar ginds bij den circus, die in het groote park gebouwd is, daar komt weder leven in den Romein.
Er verschijnen in oud Romeinsch kostuum vier wagenmenners. Men geeft het teeken. Er heerscht een doodelijke stilte onder de menigte. Het tweede teeken. De wagens zijn in vollen gang, de paarden snuiven, de zweepen knallen en op dat oogenblikt weerklinkt uit die zee van menschen een oorverdoovende kreet. De Romeinen die weinige minuten te voren nog schenen te slapen, zijn eensklaps wakker geworden, de stommen hebben hunne spraak wedergevonden. Het is alles hartstogt in hen, en nu kan men eerst zien [ 32 ]dat de groote kunstenaars toen zij hunne schoone beelden bijtelden, Romeinen tot modellen hebben genomen; tot dusverre had ik er aan getwijfeld. Hij die na driemaal het renperk te hebben doorgereden het eerst het doel bereikt, ontvangt den prijs en de banier. Trotsch als de oude Cesars rijdt hij langzaam nogmaals de gansche baan door, om de hulde van het volk te ontvangen. Nog tweemaal werd hetzelfde tooneel herhaald, eerst door vier amazonen en later door vier heeren, natuurlijk allen in oud-romeinsch kostuum. De jonge Romeinen worden nog altijd door de oude grootheid begoocheld, zonder dat zij eigenlijk weten wat zij er onder verstaan. De schijn heeft bij hen even veel waarde als de werkelijkheid. Ware dit het geval niet, zoo zouden zij er heden geen genoegen in genomen hebben, dat in het schuitje van den luchtballon, in stede van een luchtreiziger een pop had plaats genomen. Wanneer men op andere plaatsen geen waaghalsen heeft laat men den ballon alleen opstijgen. Doch de Romein heeft eene gloeijende verbeelding en daarom is het hem om het even of hij den schijn of de werkelijkheid voor zich heeft.
Het Eeuwfeest te Rome. Audiëntie der Prelaten uit alle landen bij Z. H..
- ↑ Dezelfde jufvrouw Lewald heeft een brief van symphatie aan het beruchte vredes-kongres te Genève geschreven. Soort zoekt soort. (Redaktie.)