De Stijl/Jaargang 3/Nummer 10/Het andere gezicht

‘Het andere gezicht’ door I.K. Bonset
Afkomstig uit De Stijl, jrg. 3, nr. 10 (augustus 1920), p. 84-86. Publiek domein.

[ 84 ]HET ANDERE GEZICHT.

DOOR I.K. BONSET.

Dadaïsme. — Wanneer achter „onzin” een dieperen zin schuilt dan dien van den norm, is „onzin” niet slechts geoorloofd maar zelfs noodzakelijk. Zoo zal het Dadaïsme nieuwe overzinnelijke normen scheppen.

Portretschilders (typische voorbeelden: van Haverman tot Veth). — Notariszielen. Het opmaken van een nauwkeurig protocol met verf van een gelaat heeft niet meer kunstwaarde dan een notarieele akte, litéraire waarde.

De kritiek. — De waarheid betreffende eenig inzicht, is altijd door de consequentie aan het licht gekomen, maar de dagbladredacteuren zijn altijd inconsequent. Wanneer ze consequent waren, dan stuurden zij een bok naar de schilderijententoonstellingen.

De waarde der onwaarden. — Wat is een huis zonder rioleering? Niets. Wat een opkomende cultuur zonder telaatgeborenen? Niets.

Realiteit. — Alles is waan. Alleen de sterkste waan wordt tot sublieme realiteit.

[ 85 ]Begrijpen en niet begrijpen. — Dogmatische tijden zijn die, waarin de menschen elkaar begrijpen. D.w.z. de grootst-gemeene-deeler hunner mentaliteit heeft zich in „normen” vastgezet. Men verstaat elkander en er is orde binnen de kom der normen: onware orde. In scheppende tijden daarentegen, begrijpt niemand iemand: er is geen orde. Er is ware wanorde. Dat is het zekerste teeken, dat we vooruitgaan naar de ware orde.

Waarheid en godsdienst. — Sluiten elkander uit. Het een is levensuitbloei, het ander onderdrukking van leven, oorzaak van ziekten en normaliteitsdwang. Hebt gij de waarheid lief? Spuw gif. U zelf? Pleeg vormgodsdienst.

De waarde van het abnormale. — Wat is abnormaal? Wat afwijkt van de tot dogma geroeste norm. De ontkenning van deze norm maakt nieuwe waarde mogelijk. Het abnormale is voorwaarde voor nieuwe waarden.

De Aap in den mensch. — De imitatiekunst van voorheen, is wel het beste bewijs voor Darwins theorie betreffende de afstamming van den mensch. Wanneer men de musea in Europa slechts bezoekt behoeft men niet meer naar de fossielen der overgangsvormen te zoeken.
Evenwel ... het is den meesten „kunstenaars” nog niet gelukt den aap in zich te overwinnen.

Massatoestand. — Het is niet prettig, muis te zijn tusschen twee katers.

1600—1920. — „Rijp zijn is alles” zei Shakespeare, maar rot zijn is nog veel meer.

Der vetten kwaal. — Geestelijke ondervoeding is de kwaal der vetten.

Verf des tijds. — Al heeft men met zwarte verf het woord „proletariër” op zijn tanden geschilderd ... mens is daarmee nog geen revolutionair.

Genie. — Genie is een systeem van dwingen.

Levensmathematica. — Wat wij van de mathematica moeten leeren is het systeem der uitbreiding. Willem wij van uit het punt-ik een overlichamelijk-uitgebreid ik (R4-ik) construeeren dan moeten wij beginnen ons van punt-ik (een toestand van geheel in zichzelf afgesloten individualisme) tot lijn-ik, van lijn-ik tot vlak-ik, van vlak-ik tot lichaam-ik, van lichaam-ik tot overlichamelijk-uitgebreid-ik, te ontwikkelen. Dit gaat niet zonder dat wij ons voorgaand ik gedurig in liquidatie brengen. Deze mathematische evolutie, deze vermenigvuldiging van levensassen is den modernen mensch noodzakelijk.

Schepping der nieuwe wereld. — Wij kunnen geen wissels meer afgeven op het hiernamaals. Hier en hiernamaals zijn in het nieuwe inzicht één. De christelijke bank is gesprongen. Het hemelingenverkeer stop gezet. Goed en wel — er is dadaïsme en revolutionairen wil. En er is chaos. De wil heeft deze chaos maar te bevruchten en de grondslagen der nieuwe wereld (het hier-hiernamaals) zijn gelegd.

[ 86 ]De waarheid komt aan het licht. — Was de hemel onzer voorvaderen niet een soort van lommerd? En heeft men er niet zijn laatste hemd heengebracht? Geen wonder dus dat men nu naakt komt te staan.

Voorstellingen en werkelijkheid. — Alle tijden schiepen zich een voorstelling der levensidee. Dat is nu voorbij. De levensidee schept zich thans in ons een voorstelling.

Opheffing der contrasten. — De zwemmers in de poel der gevoelsnormen schelden den nieuwen beelder: Intellectueel. Inplaats van onaangenaam moet het hem aangenaam zijn. De verwarring van verstand met geest, is noodzakelijk in een tijd van souvereiniteit van het gevoel. Het verstand werd als contrast van het gevoel ondervonden. Het nieuwe inzicht (het overzinnelijk gezicht) heft dit contrast op. Door de souvereiniteit van den geest zal de nieuwe beelder gedwongen zijn, ook elk contact met de gevoelsnormen als: menschelijkheid, liefde, kunst religie enz. te verbreken. Deze en meerdere sentimenteele misvormingen van het gevoel zijn hem geen stof tot beelding meer. Zoolang het gevoel zich niet tot inzicht verscherpt, blijven de gevaren der sentimentaliteit voortbestaan.

Overige vindplaatsen

bewerken
  • Ad Petersen (red.; 1968) De Stijl [deel] 1. 1917_1920. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 600-602.