De Stijl/Jaargang 4/Nummer 8/Caminoscopie
‘Caminoscopie’ door Aldo Camini |
Afkomstig uit De Stijl, jrg. 4, nr. 8 (augustus 1921), p. 118-122. Publiek domein. |
[ 118 ]CAMINOSCOPIE
’N ANTIPHILOSOPHISCHE LEVENSBESCHOUWING ZONDER DRAAD OF SYSTEEM DOOR
ALDO CAMINI
De oplossing der individualiteiten tot collectiviteit verandert echter niets aan het wereldbeeld waarvan het skelet onveranderd blijft. Men verwisselt eenvoudig van appartement en vindt op de nieuwe kamers gemakken die men in ruil krijgt voor het comfort der vroegere kamers. In werkelijkheid is de bedelaar er niet slechter aan toe dan den vorst. Het brutaal uitleven van de instinctieve bedelaarsvrijheid staat in wezen op één lijn met de vorstelijke orgieën aan het hof van Lodewijk XIV. De zinnebeeldige pose van Christus aan het avondmaal, stelt alle epicuristische smulpartijen in de schaduw. Het kosmische mechanisme is altijd en op elk punt in evenwicht. De thee-en koffiepot zijn niet minder religieus dan het ave maria. Overwicht naar de uitersten treffen we slechts aan, wanneer de geest een heerschende [ 119 ]ontwikkelingslijn uit één bepaald punt, afbreekt. Deze inbreuk op een bepaalde wijze van denken, maakt alle aanhangers plotseling tot lijken, omdat hun levenslijn uit dit bepaalde punt getrokken werd. Uit negatie en vernietiging (zijn eeuwige kenmerkende attributen) schept de geest zich een nieuw, bewegelijk punt en daarmede een nieuwe bewegelijke ontwikkelingsrichting, die bepaald wordt door de traagheid der massa. Deze wordt in die richting voortgedreven, met geen ander doel, dan deze richting vast te stellen en haar in de nieuw veroverde levensruimte te griffen. Ook het Christendom heeft den geest als het vernietigingsproces begrepen (Kruisdood), nml. als de kracht die het leven geeft en weder in het leven snijdt. Uit oorzake der identiteit van het bestaande (abstract of concreet) is het ook den geest niet mogelijk iets te verbeteren. De geest vervormt, verandert maar verbetert niets. Socialisme, godsdienst, kunst, philosofie wetenschap – zij verbeteren niets, wijl er niets te verbeteren valt. Zij snijden in het leven, geestelijk of physiek of physiek-geestelijk, lossen de bestaande toestanden en levensvormen procentsgewijze op, individualismen worden in algemeenheden omgezet, hoeden worden paraplues, beenderen knoopen, steenen gedachten, maar het kosmisch evenwicht blijft zich op elk punt gelijk. De kunst van heden is niet abstracter of geestelijker dan die van gisteren of eertijds. De kunst van Da Vinci is niet minder abstract voor dien tijd, dan die van Boccioni of Carrà voor den onzen. Macwell, Herz en Einstein hebben tijd en ruimte gedéformeerd en daarmede het mechanisme van onze levenservaringen in een andere richting gedreven, maar morgen wordt de geometrie opgeheven en staan we weder met onze gebrekkige passerdoos tegenover een tijd-en ruimteloos heelal.
IX
Dynamisch hoofdstuk. – Niemand zal mij tegen spreken wanneer ik zeg, dat de as van de, zich in drie [ 120 ]dimensies bewegende, wereld versleten is. De wereldcarrousel van Newton is tot stildtand gebracht door Macwell en Lorentz. De handle van de kosmische motor is opnieuw omgelegd door den rus Minkowski, en lustig varen wij de vierde dimensie binnen. Plotseling verandert het ervaringsvermogen. Het begrip van den tijd wordt gecorrigeerd. De identiteit van alle ruimteafmetingen en richtingen verraadt zich aan al onze handelingen. De kunst leidt, evenals in de renaissance, het nieuw ervaringsvermogen in. Zij ontwikkelt zich in de nieuwe embryonale menschheid tot het Kaos eener andere wereld.
Occultisme en supra-naturalisme verdrijven de oude materieele ervaringsgebieden. Alle vastgestelde, gebonden verhoudingen van volk en maatschappij worden verbroken en het besef, dat de wereld door den tijd (= het geld) weer tot een of andere automatische gedragslijn, tot orde te dwingen zou zijn, wordt geheel opgegeven.
De vorm van deze wereld is haar vormloosheid.
De verwoestingen van krijg en révolte worden in het nieuwe ervaringsgebied begenadigd en veredeld door den hoogeren supra-naturalistischen, a-logischen denkaard van het Identisme. De logica, in 3 dimensies ontworpen en in 1 dimensie (tijd) vastgelegd, valt uiteen en laat niets na dan een kleine donkere vlek in de onmetelijke klaarheid van het nieuwe levensbewustzijn.
Blijmoedig rukt de mensch een nieuw, mechanisch paradijs binnen. Zelfs de kleinste landen, voorheen tot stomheid gedwongen, krijgen stem. De magnetische stroom van een nooit gekende energie doordringt, van uit ongekende en verborgen bronnen, plotseling de geheele wereld. De intensiteit der nieuwe wereldenergie stationeert in enkele bewuste temperamenten, die moedig de klamme overblijfselen van het onstoken wereldbeeld uitsnijden of wegbranden.
Maar op de geëlectriseerde wanden van het nieuwe paradijs blijven nog giftzwammen achter.
Gentile heeft in Italië de liefde voor de hegellogica in de [ 121 ]mode gebracht. En in de intellectueele kringen loopt men wellustig in hegelsnit, tot op het hemd gekleed, rond.
Het latijnsche wezen is altijd afkeerig geweest van elke vaste bepaling (beperking) van het menschelijke wezen en nu wij, de nieuwste uitvinding dezer eeuw, de geëlectriseerde zwevende toestand bereikt hebben, nu gisteren de zwaartekracht van ons is weggevallen, nu wij waarlijk dat zijn wat geprofeteerd is in prae-romaansche tijden, nu wenschen wij ons te verheugen in het feit, dat wij niet bestaan.
Wij nieuwe, geëlectriseerde menschen verkondigen: dat het aangenamer is rond te drijven in den benzinehemel der realiteit, dan de zoete vruchten te eten van een „Paradiso astratto“.
Wij verkiezen de schoorsteenpijpen en het stramien der electrische geleidingen over onze steden, boven het vage spinneweb der droomende verbeeldingen.
Wij verkiezen niet langer het klankbord der hegeliaansche tegendeelen te zijn en ons te bewegen in 3 verbruikte ruimte-afmetingen.
Gisteren waren wij echo – thans zijn wij stem. Wij willen moedig de natuur haten, deze weekelijke, sentimenteele vleister heeft lang genoegen ons ras en ons bloed vergiftigd. Maar thans hebben wij haar onder de knie.
Wij houden vol, dat elke hoogere levenstoestand (alle kunst, wetenschap incluis) dan de dierlijke, uit een fundamenteele vijandschap met de natuur ontstaan is.
Wij belijden, dat de geschminkte vrouw ons liever is dan de arcadische zigeunerkrullebollentypen met lage borsten en appelbloesemwangen. Wij willen de Gretchen dooden en het leven tot in haar uiterste drijfveeren met electrische stroomapparaten achtervolgen. Elke functie die op de physica berust, mechaniseeren.
Dynamiet onder onze rotsen.
Dynamiet onder onze romantische bouwvallen. Ze dienen tot niets en verstompen onze geestelijken zin voor eenvoud en klare, gave en vaste schoonheid. [ 122 ]
Breken wij voor goed met de aanbidding voor onze klassieke wandluizen.
Dynamiet onder de gruwelijke sensueele marmergedrochten van Michel Angelo.
Maar vooral dynamiet onder den stoel van den grooten Harmaphrodiet.
Wij nieuwe menschen, willen met de kunstenaars een strijd beginnen. Al deze kleine en schuwe fetichisten hebben slechts waarde voor zoover ze onze kunsthistorici over de eeuwigheid doen kwezelen. Zij hebben de enorme verbreiding van de onanie, de genourhoe en de syphilis op hun geweten. Ziedaar de zekerste verschijnselen van onze natuurlijke romantiek en de uitwerking van onzen historischen schoonheidszin.
De grieksch-latijnsche hermaphrodisie, die alle deelen van Europa heeft aangetast, was een slechte reductie voor onzen fetichistischen vrees om den natuurlijken tijd, de conventie en het bijgeloof te overwinnen.
Basta. Wij hebben geen gemeenschap meer met dit ras. Wij gaan niet prat op de exotische vreugde van beeldbelijdenis en geloof.
Wij zijn. Wij drijven. Gisteren heeft de wetenschap onze ...[1] van links naar rechts gebracht en van nu af aan verkiezen wij het tegen het plafond op te wandelen.
Van nu af aan is 2×2=5 of 6 al naar verkiezing en tellen wij:
9. 8. 3. 2. 1. ⅕ 4. 108 enz.
Van nu af aan voeden wij ons met diamanten, beschilderen onze tuinen met menie en komen stilstandig vooruit.
Het „Zie den mensch“, en het „Het is volbracht“ gisteren uitgesproken, zijn nu daad.
Moedig, mêedoogenloos en vast ontwikkelen wij onze geestelijke zintuigen en trekken strakke draden door het heelal, stellen vreemde lichtapparaten in de tijdlooze ruimte, leven zonder uurwerk en paslood – en werpen, lachend, de ons hinderende oogen, armen en beenen naar de verschrompelde en verschrikte menschheid daar beneden.
- ↑ Onleesbaar in manuscript.
Overige vindplaatsen
bewerken- Ad Petersen (redactie; 1968) De Stijl [deel] 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 97-99.
- Els Hoek (redactie; 2000) Theo van Doesburg. Oeuvrecatalogus, Bussum: Uitgeverij Thot, ISBN 90-6868-255-5, p. 706-707.