Gezelle/Gekwetst en moe geleden

Groengemeide boomen Tijdkrans door Guido Gezelle

Gekwetst en moe geleden

Schoone castanjen
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen.
[ 157 ]

GEKWETST EN MOE GELEDEN


Gekwetst en moe geleden,
zoo kniele ik hier, beneden.
uw heilig Herte, o Heer;
dat, met veel hooger teeken
als menschenoogen reeken,
verbeeldt uw liefde teer.
[ 158 ]
 

Ach, roekelooze lieden
miskenden en verrieden
o Heere, uw' liefde groot,
al zoekende, ongevonden,
in putten zonder gronden,
om hulpe in hunnen nood.

Gij gingt ze minzaam tegen,
gij weest hun, toegenegen,
den weg en zeidt: o Gij
die zucht en zit genepen
in 's werelds kwade grepen,
komt, stelt uw herte op mij!

Ik ben 't, die heb geleden,
gewrocht voor u, gestreden;
ik ben 't geslachte Lam;
ik ben 't, die al uw' banden,
uw' zonden en uw schanden
op mijne schouderen nam.

Uit liefde, uit mededoogen,
ik liet, vóór aller oogen,
mij vangen, spannen, slaan;
ik stierf!... Waar is de herder,
de vader, die ooit verder
zijn hert' heeft laten gaan?

En, zult gij, herteloozen,
bedrogen door den boozen
verleider, nu nog niet
dien afgrond kennen leeren,
dien hertebrand des Heeren,
dien gij hier blaken ziet?
[ 159 ]
 

Is 't al om niet, verloren,
dat ik voor u geboren,
gestorven, weêr verrees;
en, om uw ziel te laven,
ver boven alle gaven,
mijn heilig herte u wees?

Komt, herte om hert' gegeven,
met mij in liefde leven,
en sterven, onvervaard;
leert 's werelds rijk verachten
en heft, uit al uw' krachten,
uw herte hemelwaard!

Daar zal eens, moe geleden,
geballingd en gestreden,
uw herte, vrij voortaan
van de al te zware ellenden
des werelds, zonder enden
in vrede ook rusten gaan!