Gezelle/Hooveerdig ras

Wat is de mensch Tijdkrans door Guido Gezelle

Hooveerdig ras

o Menschenetend steêgedrocht
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen.
[ 55 ]
 

DE ZEVEN HOOFDZONDEN

I

Qui se exaltat...
Hooveerdig ras der menschelingen,
wie zal in u 't bekennen dwingen,
  dat al hetgeen gij zijt, in schijn,
  toch niets en is als kleene zijn?

Aanschouwt omhoog de hemelpanden,
het werk van Gods hoogweerde handen;
  aanschouwt de zee, dat groot geweld:
  wat zijt gij, daar nabij gesteld?

Aanschouwt en ziet de zonnewagen
in alles licht en leven dragen:
  wat zijt gij, mensch, de zonne omtrent?
  Een stervend stofke, en stekeblend!

Het kleenste dier kan lesse u leeren,
of 't minder waar tien duizend keeren
  als gij, dien, zoo verbazend groot,
  het minste nietje omverre stoot!
[ 56 ]

Aanschouwt de groote hand des Sterken,
in alles wijs en waakzaam werken;
  en kent, o mensch, de grootheid van
  die al uw grootheid missen kan.

Leert, al te onkenlijk hoog gerezen,
hooveerdig kind, ootmoedig wezen;
  leert dalen weêr te grondewaard,
  eer ge, afgedonderd, nedervaart.

En, waart ge groot, leert kleene u achten,
en nederig naar verhooging wachten
  bij Hem alleen, die, grootst van al,
  dat kleen wilt zijn eens grooten zal!