Gezelle/Moederken
< Gezelle
← Eer ge ooit het oordeel vellen komt | Laatste verzen (1901) door Guido Gezelle | Serenum erit → |
Uitgegeven in Antwerpen — Gent door De Nederlandsche Boekhandel. |
[ 8 ]
MOEDERKEN
‘t En is van u
hiernederwaard,
geschilderd of
geschreven,
mij, moederken,
geen beeltenis,
geen beeld van u
gebleven.
hiernederwaard,
geschilderd of
geschreven,
mij, moederken,
geen beeltenis,
geen beeld van u
gebleven.
Geen teekening,
geen lichtdrukmaal,
geen beitelwerk
van steene,
‘t en zij dat beeld
in mij, dat gij
gelaten hebt,
alleene.
geen lichtdrukmaal,
geen beitelwerk
van steene,
‘t en zij dat beeld
in mij, dat gij
gelaten hebt,
alleene.
o Moge ik, u
onweerdig, nooit
[ 9 ]die beeltenis
bederven,
maar eerzaam laat
ze leven in
mij, eerzaam in
mij sterven.
onweerdig, nooit
[ 9 ]die beeltenis
bederven,
maar eerzaam laat
ze leven in
mij, eerzaam in
mij sterven.
KORTRIJK, 4/5 '91.