Gezelle/Rechte neêrwaards

De zwarte doorenhagen Tijdkrans door Guido Gezelle

Rechte neêrwaards

Gepoeft, gepaft
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen.
[ 125 ]
 

RECHTE NEERWAARTS


Rechte neêrwaards,
ongelenigd,
valt de sneeuw; die,
  blij noch blank,
moze maakt en
moze menigt,
straten verre en
  uren lang.

Koud is 't, schoon de
dagen langen;
en de bijstere
  wolkenlucht
houdt den mensch bij
't vier gevangen,
daar hij schaars de
  vlagen vlucht.

Zal 't dan nooit meer,
moegeknezen,
vrij, mijn hert, van
  kommer zijn?
[ 126 ]Zal 't dan nooit meer
uitgebezen,
zal 't dan nooit meer
  zomer zijn?

Zonnekrachten,
brandt en bluistert,
breekt de ketenen,
  schendt het graf,
daar ik zitte en,
weggeduisterd,
wachtte, och arme, uw'
  stralen af!

Kan 't niet helpen?
Wil noch zal men
nimmer luisteren
  naar mijn' stem...?
„Hallelujah!”
hoore ik galmen,
„Christus rees: rijst
mee met Hem.”