Gezelle/Wat leert ge mij

Alleene, uit aller oogen Tijdkrans door Guido Gezelle

Wat leert ge mij

o Nachtlijk duister
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen.
[ 25 ]

IV


WAT LEERT GE MIJ

Wat leert ge mij, van pyramidenspraken
van kegelschriften, Punisch en Hebreeuwsch,
voor velen onverstaanbaar? Oud en eeuwsch,
daar staat een schrift in Gods papier te blaken,
  bij duisteren nacht erkenbaar iedereen:
  zijn eigen naam, in sterren groot en kleen,
    vol levend licht geprent,
    aan 's hemels firmament!
[ 26 ]Daar leze ik in, wanneer de menschen slapen,
en de Engelen, om end om mij wakend staan;
daar plege ik liefst van al naar school te gaan;
daar zoeke ik ware wijsheid in te rapen,
  en zulke 'n wetenschap, die mij vereent
  met Hem, die al dat leeft het leven leent,
   en doet zijn' naam bekend,
   in 's hemels firmament!

't Is daar dat de oude volkeren henenschouwden;
dat de eerste temmers van den wereldstroom,
vol duisternis, vol bangigheid en schroom,
hun vaartuig en hun leven op betrouwden.
  Zij haafden en zij wisten! Dat alleen.
  zij mijne zeekaarte; anders geen'
   en zij mij ooit bekend
   aan 's hemels firmament!