Gezelle/o Heemelijke diepten...

Storme Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

o Heemelijke diepten

Wolkensnee
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 194 ]

O HEEMELIJKE DIEPTEN ....


O HEEMELIJKE diepten van
't vol schaduw hangend boschgebied:
vol schaduwe en vol duisterheid,
vol nacht en dauw, dooreengespreid!

't Is morgen, en de zonne berst
alhier, aldaar, ontembaar, uit
den nachtelijken moederschoot:
« Hier ben ik! » roept de zonne groot.

« Hier ben ik! » En, ze doet den dauw,
in 't veld, en al dat vochtig is,
verdampen. Deur de glazen valt
ze in 't huisgezin: — ontwekken zal 't !

't Is licht alom: 't is leven al,
dat 't zonnebeeld aanschouwde: alleen,
daar diepe, in 't eenzaam boschgebied,
en zie 'k, o schoone zonne, u niet.

't Is duister, en 't is nacht daar nog;
met hier en daar een' gulpe of twee,
daar 't groen wordt, uit der grouwbaarheid...
'k en weet niet hoe 't nen naam gezeid!

[ 195 ]
De zonne grijpt al vaster nu
de trappen aan des luchtgebouws:
ter zege vaart ze, hooge en blij;
geen boom die heur weêrbarstig zij!

Zij giet, dat elk het merken mag,
bij geuten, vier en werkzaamheid
den bosche in: dweersche balken gaan,
vol speitend licht, den bodem slaan.

Het mosch, het loof, het blinkend hout,
de takken, zware of lijze, loopt
zij lustig laven: — heerlijk is
verwonnen weêr de duisternis.

Verwonnen zij de dood, en al
dat duisternisse of boosheid heet,
door 't Licht van U, die, tallertijd
verwinnende, onverwonnen zijt!

5/9/'95.