Heinrich Witte-Wandelgids Bennekom (1902)/11
← X. De tweede Ginkelsche Weg (gedeeltelijk) | Wandelgids voor Bennekom's omstreken (1902) door Heinrich Witte | XII. Naar "Nol in 't Bosch" - II → |
Uitgegeven in Leiden door E.J. Brill. |
XI. NAAR "NOL IN 'T BOSCH".
I.
Niemand, die eenige dagen in dezen omtrek verblijft, verzuimt een bezoek te brengen aan Nol in 't bosch, en die het mocht nalaten, doet bepaald verkeerd. Nol in 't bosch klinkt zeker hem, die 't voor 't eerst hoort, vreemd in de ooren, en dat hij daarbij aan een boerderij of zoo iets in 't bosch, bewoond door zekeren "Nol" denkt, laat zich hooren.
Maar dan slaat hij toch de plank erg mis.
Ja, vroeger, misschien een vijf en twintig jaar of langer terug, woonde daar in een klein huis Nol Gerritsen, die er een soort van aanlegplaats hield; nu staat daar een kloek en zeer comfortabel hôtel, bewoond en geexploiteerd door den heer A. Beijer, des bewusten Nol's schoonzoon, en dat het er 's zomers niet aan gasten ontbreekt, blijkt hieruit, dat men er dan vroeg bij moet zijn, zoo men niet ten antwoord wil krijgen dat het huis "vol" is.
Van Bennekom uit kan men op verschillende wijzen heen en terug wandelen. Wij willen nu achter elkaar de twee voornaamsten nagaan; de lezer kan dan kiezen, of ze, wat beter is, met eenige dagen tusschenpoos, beiden bezoeken.
De meest gewone, ook de kortste, is het Papenpad, en velen wandelen dit, niet beter wetende, heen en terug, wat bepaald verkeerd is, gelijk weldra zal blijken.
[ 58 ]Men herinnert zich het begin onzer wandeling naar de Schietplaats. Toen zijn we den ingang van het Papenpad voorbij gegaan. Om het te vinden, herleze men dus het begin van het negende hoofdstuk (blad. 50).
Het is een zandig boschpad, door nog niet zeer oude, maar toch reeds vrij hooge dennenbosschen, toebehoorende aan de heeren Dros en Hoogeveen. Hier wat lichter, dáár wat dichter, gaat het altijd door rechtuit, en wordt het door enkele breede karrewegen gesneden; één daarvan is de tweede Ginkelsche weg, en gemakkelijk herkennen we dan ook hier het kruispunt, waar we op onze vorige wandeling langs kwamen (zie bladz. 55).
Dien weg gaan we nu natuurlijk voorbij, maar we houden het in gedachten dat we, een kortere wandeling willende maken, hem, òf links naar den Grintweg, òf rechts naar den Zoomweg, kunnen inslaan.
Komen we nu eindelijk uit die betrekkelijk jonge bosschen, dan gaan we dwars over een breeden zandweg, altijd rechtuit het veel oudere, mooie bosch in van Mevr. Lemaître-Buse, te Renkum, waar het Papenpad door de hooge, naakte, kaarsrechte Dennen een heel ander karakter heeft, voor den stadbewoner vooral zeer aantrekkelijk.
't Is dan ook een aardig gezicht, door die lange donkere laan, waartoe het sterk rijzen van den bodem zeker niet weinig bijdraagt, zoodat men, boven die hoogte uit, maar een klein gedeelte van het lichte eindpunt ziet.
Hierop volgt een eikenlaantje tusschen akkermaalshout en dan staat men vóór een uitgestrekte zandvlakte.
Vóór drie jaren stond hier een nog zwaar dennenbosch, waar het Papenpad dan ook recht doorheen liep; 't was het donkerste en mooiste gedeelte. Dat bosch is echter geveld, de grond is er diep omgewerkt en het terrein [ 59 ]weer met jonge Dennen beplant. Het Papenpad is natuurlijk gebleven en thans aan weerszijden met Beuken beplant. Na een halve eeuw zal dit wel een prachtige laan worden, maar daar hebben we nu niets aan, en, daar dit laatste gedeelte van het pad daar erg zonnig is, terwijl we een mooi boschpad kunnen kiezen, geven we aan het laatste de voorkeur.
Aan die open vlakte gekomen, gaan we daarom linksaf den breeden zandweg op, naar het hooge bosch, dat we ter rechterzijde vóór ons uit zien. Wij gaan dat bosch een eindje langs, en komen dan aan een mooi vast pad daar door heen, dat er zeer aantrekkelijk uitziet.
Dit pad ten einde gekomen, bevindt men zich op den Molenweg, waar we ook op zouden uitgekomen zijn, als we het Papenpad gehouden hadden.
De Molenweg is een der heerlijkste lanen van deze aan prachtige wandelwegen zoo rijke omgeving, 't Is een zeer breede beukenlaan uit vier rijen reeds oude Beuken bestaande, en dus gedurende den geheelen dag licht, maar frisch beschaduwd.
Hier slaan we linksom, en binnen een minuut of tien zijn we aan het in alle richtingen door bosschen omgeven, fraaie hôtel, dat er, met zijn groote veranda's, echt aantrekkelijk uitziet.
Waar we er hier bijkomen is een zijvleugel; we gaan daarom rechtsom, en komen dan aan de vóór-veranda, en nu blijkt pas goed hoe heerlijk hier een tijdelijk verblijf in den zomer bij mooi weer moet zijn.
Daar we nu, bij matigen gang, een uur gewandeld hebben, is ons de gelegenheid om hier, hetzij in de veranda, hetzij in de schaduw der boomen, in een 's zomers meestal gezellige omgeving, wat uit te rusten en ons te verfrisschen, zeer welkom.
[ 60 ]'t Kan hier, op deze toch zoo afgelegene plek bij maar eenigszins gunstig weer druk genoeg zijn, niet alleen door de talrijke logé's, maar voornamelijk door de wandelaars en rijtuigen, de eersten inzonderheid, van het nabij gelegen Renkum, maar ook van Bennekom, ja zelfs van Wageningen, de laatsten tot zelfs van Arnhem, en wij komen spoedig tot de overtuiging, immers voor zoover wij er over kunnen oordeelen, dat de reputatie welke dit pension-hôtel geniet wèl verdiend is.
Na hier een half uur—dat om is eer we er aan denken—uitgerust te hebben, aanvaarden wij de terugwandeling.
Wij gaan daartoe het kleine eindje breeden weg, dat we, met den rug tegen de veranda staande, aan onze linkerhand hebben af en dan rechtuit de Regentesselaan in.
Deze mooie rijweg door het dennenbosch is nog nieuw. Hij werd een drietal jaren geleden aangelegd door de Bennekomsche Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer, met toestemming van den toenmaligen eigenaar van Ooster-Eng, Jhr. Quarles van Ufford, wijl deze bosschen tot dit landgoed behooren.
Vroeger toch was Nol in 't Bosch van Bennekom af per rijtuig op de kortste wijze niet wel anders dan over den Keijenberg, een groote omweg, te bereiken. Wel loopt er een zandweg genoegzaam direct naar toe, maar die is alleen voor karren en tweewielige rijtuigen geschikt, niet echter voor gewone rijtuigen, hoe licht ook. Op onze volgende wandeling zullen wij dit zien.
Door het aanleggen van de Regentesselaan echter is een directe communicatie-weg gemaakt tusschen den Arnhemschen grintweg en Nol in 't Bosch, en [ 61 ]verder naar Oranje Nassau's-Oord en den Wageningschen Berg, zeer ten gerieve van hen, die deze streek per rijtuig bezoeken, en die zijn niet weinigen.
De Regentesselaan maakt van hieruit een kromming, en zoodra wij die omgegaan zijn, verrast ons het gezicht, recht voor ons uit en op tamelijk verren afstand, op het aanzienlijke landhuis van Ooster-Eng. Het staat iets hooger dan de grintweg die er langs loopt, zoo dat het, aan alle zijden door het geboomte omgeven, vooral op een afstand gezien, een fraai effect maakt.
Wij komen dus, de laan ten einde gaande op den Arnhemschen grintweg, vlak tegenover Ooster-Eng, uit[1].
Hebben we op een vorige wandeling gezien dat de Arnhemsche grintweg tot het Hoogste punt aanzienlijk rijst, nu staan we aan de andere zijde van die hoogte, maar de weg rijst van dit punt af veel sterker.
Van den Keijenberg af tot dicht bij het hoogste punt toe is de weg echter een heerlijke beschaduwde beukenlaan, en het gezicht daardoor naar boven fraai.
[ 62 ]In een minuut of tien, of wel wat korter, zijn we boven, en nu gaat het langzaam den berg af.
Wat lager kunnen we, daar waar het bosch van den Franschen kamp eindigt, in plaats van rechtuit den Arnhemschen weg af te gaan, een aardig boschpaadje inslaan, 't welk wij zien juist daar waar de Zandweg naar Nol in 't Bosch begint, 't Is een lief wandelpad, op kleinen afstand bijna evenwijdig met den grooten weg loopende, meest tusschen dennenbosschen en eindelijk in een gezellig berkenlaantje eindigende.
Het komt uit op den z.g. Zoomweg, vóór dat deze bij het Papenpad linksom gaat. Slaat men nu rechtsom, dan komt men spoedig bijna onder aan den grooten weg; verlangt men echter den kortsten weg te houden, dan gaat men linksom, en is men even spoedig bij het begin van het Papenpad.
Of men het op deze wijze aanlegt, dan wel of men aan den grintweg langs Ooster-Eng de voorkeur geeft, komt op hetzelfde neer.
Deze terugweg mag iets langer zijn dan het Papenpad, het beteekent toch zoo goed als niets.
Houdt men zich dus onderweg een half uur op, dan kan men deze geheele wandeling op ruim 2½ uur stellen.
- ↑ Wie deze laan kent, kan op een andere wijze op den grintweg komen.
Vlak vóór het hotel ligt een groot grasveld; wandelt men dit om, dan komt men in een laan uit, die aan de andere zijde daarlangs loopt. Men kan het ook recht oversteken. Deze laan volgt men nu linksaf. Men komt spoedig aan een zeer eenzaam gelegen villa, gaat dien voorbij en rechtuit op den grintweg af. Daar komt men dan uit juist op het punt, waar een paar steenen palen ter weerszijden van den weg aanduiden dat hier het landgoed de Keijenberg begint, en vlak tegenover de tweede inrijlaan van Ooster-Eng, dus niet ver van de Regentesselaan af. 't Is een omweg van vijf minuten, die ter afwisseling wel mag aanbevolen worden.