Heinrich Witte-Wandelgids Bennekom (1902)/12
← XI. Naar "Nol in 't Bosch" - I | Wandelgids voor Bennekom's omstreken (1902) door Heinrich Witte | XIII. Renkum, Oranje-Nassau's-Oord, Wageningsche Berg, Keijenberg → |
Uitgegeven in Leiden door E.J. Brill. |
XII. NAAR "NOL IN 'T BOSCH".
II.
De hierboven gevolgde weg langs het Papenpad is wel de meest algemeen gevolgde, maar het is zooals wij reeds zeiden, lang niet de eenige en ook niet de fraaiste.
Intusschen, over den smaak valt niet te twisten, en zoo zal ook de één in dit geval de voorkeur geven, aan hetgeen bij den ander pas in de tweede plaats in aanmerking komt. Toch is het niet gewaagd te zeggen dat de Zandweg in veler schatting de voorkeur verdient.
We kiezen dezen nu, om ook langs een anderen weg terug te keeren. Dan kennen we vier wegen van Bennekom naar Nol in 't Bosch, wat voor de meesten zeker voldoende is.
Wij gaan dus weer den Arnhemschen grintweg op, slaan bij het Groenewoud rechtsom, gaan Zuider en Midden Eng voorbij en als we op den eersten rug van dezen weg gekomen zijn, zien we, even voorbij het punt waar de dennenbosschen ter linkerzijde beginnen, bij een paal, die vroeger tot wegwijzer diende, en waar denkelijk ook wel weer spoedig een arm aan zal bevestigd worden, den Zandweg in schuine richting van den grintweg afwijken.
Dezen zich door de dennenbosschen van den heer Dros kronkelende weg gaan we nu in. 't Is een zeer ruwe zandweg, met diepe karresporen, die, jammer genoeg, [ 64 ]voor een vierwielig rijtuig absoluut onbruikbaar is. Maar er is een zeer goed voetpad, nú ter rechter, dan ter linkerzijde, zoodat hij voor den wandelaar hoegenaamd geen bezwaar oplevert.
Gedurende geruimen tijd volgen wij dien, altijd tusschen de ruim twintigjarige dennenbosschen, tot hij eindelijk aan de rechterzijde open en dus lichter wordt, wijl hij daar langs een laag eikenboschje loopt.
Aan het einde daarvan zien we een tegen een boom gespijkerd bord, waarop wij lezen dat dit het "Hertenbosch" is,
Dit naambord is ons tevens een aanduiding dat we hier aan de zeer uitgestrekte bosschen gekomen zijn, toebehoorende aan Mevrouw Lemaître-Buse, welke keurig onderhouden bosschen in alle richtingen door zeer gelijke en fraaie wegen zijn doorsneden, aan den hoek van welken geregeld de naam er van op een duidelijk bord is aangeduid.
Voor de logé's van Nol in 't Bosch zijn die bosschen veel waard en is die aanduiding een groot gemak. Jammer dat er niet een kaartje van verkrijgbaar is, wat zeker nog veel meer tot wandelingen in alle richtingen zou uitlokken.
De weg wordt hier veel breeder en lichter; rechts Beuken met dennenbosch daarachter, en spoedig levert een prachtige laan ter rechterzijde het bewijs van het daareven gezegde.
De weg splitst zich nu in een breeden karreweg en een zeer gelijk wandelpad, en spoedig buigt hij linksom, waar we nu weer een mooie laan ter rechterzijde zien, dien we ook voorbij gaan.
Eenige schreden verder is een duidelijk herkenbaar voetpad over de hei, waaraan verspreide opslag-Dennen [ 65 ]een gezellig aanzien geven. Wil men dit pad volgen, goed. Het komt uit in een laan, die men dan linksaf in gaat. Rechtuit wandelende komt men dicht bij Nol in 't Bosch terecht. Verdwalen zal men niet.
Wij gaan nu den Zandweg rechtuit, en kunnen niet nalaten op te merken dat dit vooral hier een zeer teekenachtige weg is, met zijn verspreid staande Dennen en Berken, den heirug aan de ééne zijde, die het hoogere karrepad begrenst, en zijn echt landelijk karakter.
Aan het einde daarvan slaan we rechtsom, en zien we tot onze verrassing dat we ons in de dichte breede beukenlaan bevinden, op weinige schreden afstands van ons doel, het aantrekkelijke en zoo fraai gelegen pensionhotel van den heer Beijer; dat we bij "Nol in 't Bosch" zijn, en wel—we hebben geregeld doorgewandeld—juist een uur nadat we het dorp verlieten.
Bij ons vertrek—het spreekt toch als van zelf dat dat we "Nol" niet zonder een klein oponthoud voorbij gaan—slaan we onmiddelijk rechtsom den prachtigen Molenweg in, dien we bij ons vorige bezoek reeds voor een klein gedeelte leerden kennen.
Nu zullen we die heerlijke, een halfuur gaans lange beukenlaan geheel afwandelen; alleen een wandeling door die frisch beschaduwde allée, met zijn breeden rijweg en twee gemakkelijke wandelpaden is een waar genot.
Wij komen nu weldra aan een ter rechterzijde uitgestrekte, met zeer jonge Dennen beplante vlakte, waar een paar jaren geleden een prachtig oud en dicht bosch stond. Een dubbele rij jonge Beuken begrenst een weg daarover. Het is van deze zijde het begin van het Papenpad; daar tegenover staat een bank.
Die den kortsten weg wenscht kan dit inslaan; maar wij geven er nu een goed kwartier meer aan, en volgen [ 66 ]den Molenweg rechtuit, rechts met hakhout bezet, links door hoog dennenbosch begrensd. Ook door deze dennenbosschen, gelijk uit de naambordjes blijkt, aan Mevr. Lemaître toebehoorende, loopen mooie wandelwegen.
De hier langzaam doch goed merkbaar dalende weg is nu ter rechterzijde door dennenbosch en links door een beukenbosch begrensd, en lang duurt het niet of wij zien weer een bank ter linkerzijde staan.
Zoo langzamerhand komen we aan het laatste gedeelte, waar de oude Beuken ophouden, en jongere aan de linkerzijde beginnen, en nu hebben we een mooi panorama rechts vóór ons uit, dat echter spoedig door akkermaalshout weêr aan ons oog wordt omtrokken.
Nog wat verder en we staan aan den Zoomweg. Rechtuit verandert hier de Molenweg van een bosch- in een landweg, en hebben we hem dan ook niet langer te volgen.
Daar, waar het lage eikenbosch eindigt, slaan we rechtsom en volgen nu den Zoomweg in N. Westelijke richting.
Zeer gelijk is deze weg juist niet; 't is een ruwe karreweg, met diepe wagensporen en waar hier en daar een voetpad maar juist te herkennen is. Maar daar denkt men niet aan, of liever, er ligt een eigenaardig genot in, zulke kleine moeilijkheden te overkomen.
Immers het is bepaald een mooie, ofschoon dan ook een zonnige weg, met de uitgestrekte langzaam dalende vlakte ter ééne, en de dichte bosschen, nú vlak aan den weg, dan weer op kleinen afstand, ter andere zijde.
Een klein eindje voorbij een alleenstaande heesterachtige Denneboom, bij een paal, waarop men kan lezen dat het verboden is daar te jagen, heeft men een der fraaiste uitzichtspunten. Links Wageningen, verderop [ 67 ]den plotseling afgebroken Grebbeberg, weer wat verder de mooie slanke Cunera-toren te Rhenen; nog verder, rechts, het eigenaardige witte gebouw der nieuwe begraafplaats, afgewisseld door bouwlanden (meest rogge- en aardappelvelden) waarvan het eentonige wordt gebroken door kleine boschjes en verspreid staande huisjes, ook weer meerendeels half in 't groen verscholen.
De weg, dien we hier aan onze rechterzijde zien, komt aan het Papenpad uit.
We gaan nu weer vooruit tusschen jonge Dennen en akkermaalshout. De weg daalt hier merkbaar naar een ter weerszijden open gedeelte, waar we het uitzicht van daareven gedeeltelijk opnieuw kunnen genieten.
Gaan we nu het daar staande huisje voorbij, dan komen we op de plaats waar we op onze tiende wandeling, toen wij den tweeden Ginkelschen weg bezochten, uitkwamen.
We gaan dus langs den daar opgegeven weg naar Bennekom terug.
Deze terugwandeling van Nol in 't Bosch langs den Molenweg en den Zoomweg is een groot kwartier langer dan de drie andere wegen.
Houdt men zich nu ongeveer een half uur bij Nol in 't Bosch op, dan doet men deze wandeling binnen drie uren.
Rekent men er drie uren voor, dan komt men goed uit.