Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Felicita breve

Fe­li­ci­ta Eter­na. Ge­luck­sa­lig­heyt die eeuwigh is Fe­li­ci­ta bre­ve. Kor­te Ge­luck­sa­lig­heydt’ door Ce­sa­re Ri­pa Fe­li­ci­tas Pu­bli­ca. Al­ge­mee­ne Ge­luck­sa­lig­heyt
Afkomstig uit Cesare Ripa et al. (1644) Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants, Amstelredam: Dirck Pietersz Pers, p. 151. Publiek domein.
[ 151 ]

Felicita breve. Korte Geluckſaligheydt.

EEn Vrouwe in ’t wit en geel gekleet, houdende op ’t hoofd een gulden kroone, geciert met veele eedelſteenen, hebbende in de rechter hand een Scepter, die zy om hoogh houdt, alwaer een Koewoerde met haere blaederen omſlingert is, die by haere voeten komt opſchieten, mette ſlincker hand houdſe een becken met geld en eedelſteenen.
 Het witte en geele kleed is een kenteycken van genoegen, de Kroone en Scepter, zijn van Heerſchappye, en het Becken, van groote Rijckdoom, in welcke dingen de korte en ydele geluckſaligheyt beſtaet, ’t ſelve by eene Koewoerde vergelijckende, die in korter tijd hoogh opklimt, maer wederom in korte tijd alle haere kracht verlieſt en ter aerde neder valt, ’t welck van Alciatus op deſe maniere is uytgedruckt:

De Koewoerd alſoo ras opſchiet,
Dat zy den Pijn den Loef afſiet:
En vlecht ſich om haer tacken heen,
En acht ſich trotſer als gemeen:
De Pijnboom lacht om ſulck een daet,
En ſeght, dijn grootsheyd haest vergaet,
Want als de ſneeu en vorst dy knelt,
Dan is dijn hooghmoed haest gevelt.