[ 12 ]
 

HOOFDSTUK II.

 

 

De 30ste Mei 1887 viel op een Maandag. Het was een van de jaarlijksche feestdagen van het volk in het laatste derde van de negentiende eeuw, van de andere onderscheiden door den naam van Decoratie-Dag, om eer te bewijzen aan de nagedachtenis van de soldaten van de Noordelijke Staten, die deel namen aan den oorlog voor het behoud van de eenheid van de Staten. De overblijvenden uit den oorlog, geëscorteerd door militaire en burgerlijke optochten en muziekcorpsen, hadden de gewoonte bij deze gelegenheid de kerkhoven te bezoeken en bloemenkransen te leggen op de graven van hunne makkers, eene zeer plechtige en aandoenlijke ceremonie. De oudste [ 13 ]broeder van Edith Bartlett was in den oorlog gesneuveld, en op den Decoratie-Dag placht de familie een bezoek te brengen aan Mount-Auburn waar hij begraven was.

Ik had verlof gevraagd om van de partij te zijn en bij onzen terugkeer naar de stad tegen den avond, bleef ik eten bij de familie van mijne verloofde. In den salon, na het diner, nam ik een courant op en las van een nieuwe werkstaking in het bouw-vak, die waarschijnlijk de voltooiing van mijn ongelukkig huis nog langer zou ophouden. Ik herinner mij duidelijk hoe boos mij dit maakte en de vervloekingen, zoo krachtig als de tegenwoordigheid der dames toeliet, die ik uitsprak tegen de werklieden in het algemeen en deze stakers in het bijzonder. Ik ondervond overvloedigen bijval van het gezelschap, en de opmerkingen die in het gesprek dat nu volgde over het beginsellooze gedrag van de volksleiders gemaakt werden, waren geschikt om hunne ooren te doen suizen. Men was het er over eens dat de zaken van kwaad tot erger gingen, en dat men niet zeggen kon waar wij spoedig aan toe zouden zijn.

"Het ergste van alles," herinner ik mij dat Mevrouw Bartlett zeide, "is dat de werklieden over de geheele wereld gelijktijdig gek schijnen te worden. In Europa is het zelfs nog erger dan hier. Ik weet zeker dat ik daar in het geheel niet zou durven wonen. Onlangs vroeg ik Barlett waar wij zouden heengaan als al de vreeselijke dingen gebeurden, waarmede die socialisten ons bedreigen. Hij zeide dat hij geen andere streek kende waar de samenleving nu ordelijk genoemd kon worden behalve Groenland, Patagonië en China."—"Die Chineezen wisten wel wat zij deden," voegde iemand er bij, "toen zij weigerden om de westersche beschaving toe te laten. Zij wisten wat [ 14 ]volgen zou, beter dan wij. Zij zagen dat het enkel verborgen dynamiet was."

Daarna herinner ik mij dat ik Edith apart nam en haar wilde overhalen om maar hoe eerder hoe beter te trouwen, zonder te wachten op ons huis, en den tijd door te brengen met reizen totdat de woning klaar zou zijn. Zij zag er merkwaardig goed uit dien avond, het rouwgewaad dat zij ter gelegenheid van den dag droeg, deed de zuiverheid van hare gelaatskleur zeer voordeelig uitkomen. Ik zie haar zelfs nu voor mij zooals zij er toen uitzag. Toen ik afscheid nam, volgde zij mij in de gang en ik kuste haar als gewoonlijk. Er was niets buitengewoons in mijn afscheid nemen bij deze gelegenheid, vergeleken bij de vorige keeren dat wij elkaar hadden vaarwel gezegd voor een nacht of een dag. Wij hadden geen van beiden eenig voorgevoel dat dit meer was dan een gewoon afscheid.

Ach, ach!

Het was, toen ik mijn verloofde verliet, nog vroeg voor een minnaar, maar dit was niet te wijten aan onverschilligheid. Ik was een ongeneeselijke lijder aan slapeloosheid, en ofschoon overigens volkomen wel, had ik mij dien dag doodelijk vermoeid, daar ik de beide vorige nachten haast niet geslapen had. Edith wist het en stond er op dat ik om negen uur naar huis werd gestuurd, met strikte orders dadelijk naar bed te gaan.

Het huis waar ik in woonde, was bewoond geworden achtereenvolgens door drie geslachten van de familie, waarvan ik de eenige vertegenwoordiger in de rechte lijn was. Het was een groot en oud, houten huis, zeer ouderwetsch-elegant van binnen, maar gelegen in een buurt die reeds sedert langen tijd niet in trek was wegens de belendende fabrieken en de huur-woningen.

[ 15 ]Het was geen huis waarheen ik kon denken een bruid te voeren, althans niet iemand die het gewend was zooals Edith Bartlett. Ik had het te koop gezet en gebruikte het alleen om te slapen, ik at in mijn club. Een bediende, een trouwe kleurling, genaamd Sawyer, woonde bij mij en voorzag in mijne geringe behoeften. Een eigenaardigheid van het huis vreesde ik zeer te zullen missen als ik er uit ging, en dat was de slaapkamer die ik gebouwd had onder de fondamenten. Ik zou in de stad in het geheel niet hebben kunnen slapen, met haar nooit eindigend nachtelijk geraas, als ik een bovenkamer had moeten gebruiken. Maar tot deze ondergrondsche kamer drong nooit eenig geluid van de wereld daar boven door. Als ik er in was en de deur had gesloten, was ik omringd door de stilte van het graf. Ten einde de vochtigheid van den bodem het indringen te beletten, waren de muren in cement gelegd en zeer dik gemetseld, de vloer was evenzoo beschermd. Opdat het vertrek tevens zou kunnen dienen als gewelf, beveiligd tegen inbraak en vlammen, had ik het laten bedekken met steenen platen, luchtdicht gesloten; de buitendeur was van ijzer met een dikke laag van asbest. Een dunne buis, in verband met den windmolen boven op het huis, verschafte versche lucht. Het schijnt alsof de bewoner van zulk een kamer wel zou kunnen slapen, maar het was luttel dat ik, zelfs daar, twee nachten achtereen goed sliep. Ik was er zoo aan gewend, dat ik weinig gaf om het verlies van éen nacht. Maar een tweede nacht, op mijn leesstoel in plaats van in bed doorgebracht, putte mij uit, en ik liet het nooit langer duren dan tot zoover zonder te slapen, uit vrees voor zenuwaandoeningen. Hieruit zal men afleiden dat ik over eenig kunstmiddel beschikte om in het laatste [ 16 ]ressort den slaap uit te lokken, en dit deed ik inderdaad. Als ik na twee sluimerlooze nachten, bij het aanbreken van den derden nog niet slaperig was, liet ik Dr. Pillsbury roepen.

Hij werd maar uit beleefdheid dokter genoemd, hij was wat men in die dagen een kwakzalver heette. Hij noemde zich zelf Professor in Dierlijk Magnetisme. Ik had hem ontmoet in den loop van eenig geliefhebber in de verschijnselen van het dierlijk magnetisme. Ik geloof niet dat hij iets van geneeskunde wist maar hij was zeker een voortreffelijk hypnotiseur. Ten einde door zijn suggestie in slaap te raken liet ik hem komen, als ik een derden slapeloozen nacht in het vooruitzicht had. Hoe groot mijn zenuwachtige opwinding of geestelijke overspanning ook was, nooit verliet Dr. Pillsbury mij dat ik niet in diepen slaap lag, die voortduurde tot ik gewekt werd door een tegenovergestelde hypnotische behandeling. De behandeling om den slaper te doen ontwaken was veel eenvoudiger dan om hem te doen insluimeren, en voor het gemak had ik Dr. Pillsbury Sawyer laten leeren hoe hij het moest doen.

Mijn trouwe knecht alleen wist waarom Dr. Pillsbury mij bezocht, en over 't geheel dat hij mij bezocht. Natuurlijk zou ik Edith als zij mijn vrouw werd, mijn geheim moeten vertellen. Tot dusver had ik haar dit niet gezegd, omdat er zonder quaestie eenig gevaar was bij den hypnotischen slaap en ik wist dat zij zich tegen deze praktijk zou verzetten. Het gevaar was natuurlijk dat hij te diep kon worden en overgaan in een verstijving, die de hypnotiseur niet meer zou kunnen verdrijven, zoodat de dood zou volgen. Herhaalde proefnemingen hadden mij ten volle overtuigd dat er niets te vreezen [ 17 ]was indien verstandige veiligheidsmaatregelen genomen werden, en hiervan hoopte ik, ofschoon onzeker, Edith te overtuigen. Ik ging dadelijk naar huis toen ik van haar van daan kwam, en stuurde Sawyer naar Dr. Pillsbury. Ondertusschen had ik mijn onderaardsche kamer opgezocht en mijn kleeren verwisseld voor een gemakkelijke huisjapon; ik ging de brieven van de avondpost zitten lezen die Sawyer op mijn schrijftafel had neêrgelegd.

Er was een brief bij van den aannemer van mijn nieuw huis, die bevestigde wat ik uit het krantenbericht had afgeleid. De nieuwe werkstakingen, schreef hij, hadden de uitvoering van het bouw-contract onbepaald vertraagd, aangezien de bazen noch de werklieden het twistpunt zouden opgeven zonder een langdurigen strijd. Caligula wenschte dat het Romeinsche volk slechts een hoofd had, opdat hij het zou kunnen afslaan, en terwijl ik den brief las, vrees ik dat voor een oogenblik ik in staat was denzelfden wensch te koesteren, ten aanzien van den werkenden stand in Amerika. De terugkomst van Sawyer met den dokter verstoorde mijn zwartgallige overpeinzing.

Het scheen dat hij met moeite op Dr. Pillsbury beslag had kunnen leggen, aangezien deze toebereidselen maakte om nog dienzelfden avond de stad te verlaten. Hij legde mij uit, dat sedert hij mij het laatst had gezien, hij van eene voordeelige vakante praktijk had gehoord in een verwijderde stad, en besloten was daar onmiddellijk gebruik van te maken. Op mijn eenigszins angstig vragen wat ik doen moest om iemand te krijgen die mij in slaap maakte, gaf hij mij verscheidene namen op van hypnotiseurs in Boston, die, naar hij verzekerde, evenveel macht hadden als hij.

[ 18 ]Een weinig gerustgesteld op dit punt, gelastte ik Sawyer mij den volgenden morgen om negen uur te roepen, en op het bed liggend in mijn kamerjapon en in eene gemakkelijke houding, gaf ik mij over aan de werking van de suggestie. Waarschijnlijk ten gevolge van mijn buitengewoon zenuwachtigen toestand, duurde het langer dan anders voor ik mijn bewustzijn verloor, maar ten slotte bekroop mij eene aangename slaperigheid.