Merian - Metamorphosis (1705)/59
← 58. Zoete Boonen-Boom | Metamorphosis insectorum Surinamensium. Ofte Verandering der Surinaamsche insecten. (1705) door Maria Sibylla Merian | 60. Onbekende boom → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gerard Valk. |
VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.59
DE LIX. AFBEELDING.
IN het water tot Surinaame wast een soort van Kersse, heeft dikke gladde zappige bladen, den steel is geelachtig groen, met ligt roode bloeisel, men gebruikt die als Spinage ook tot Slaa. By deze Water-Kersse zal tot voleindinge van myn Werk der Insecten niet qualyk passen een Water-Dier of Padde, waar van het wyfken haare jongen op de rugge draagt, hebbende haar Baarmoeder langs den rugge heen, daarin se haar zaaden ontfangt en aanqueekt, deze tot haar rypheid gekomen zynde, werkten haar zelven uit de huid, kruipende een na den anderen daar uit als uit een Ey; dit ziende smeet ik de oude in Brandewyn met haare overige jongens, die sommige met het hooft, sommige half uit waren; Deze Padden worden daar van de Swarten gegeeten, die se voor een zeer goede spys houden, sy zyn swartachtig bruin, de voorste pooten gelyken aan Kikvorschen-pooten, maar de achterste zyn als Eenden-voeten.
Ik heb ook laaten hoorntjes uit de grond der Zee opvissen, om te zien wat voor beestjens daar in zitten mogten, ik heb dan zeer veel gehad, daar de beestjens nog levendig in zaten, ik heb verscheide met geweld daar uit getrokken, en bevonden dat se van vooren een soort van Kreeften waren, maar van achter waren se Slakken in het hoorntje ingedraait, des daags lagen se stil, maar des nachts maakten se een stil geluid met haare pooten, en waren zeer onrustig.