Plantenschat/121
← Jakob's kruiskruid — Senecio Jacobaea | Plantenschat (1898) door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma | Kattestaart of Partijke — Lythrum salicaria → |
Uitgegeven in Groningen door P. Noordhoff. |
Blauwe knoop.—Succisa pratensis.
Er bestaat eenig gevaar, dat men na kennismaking met Jasione montana dit nieuwe paarse bloemhoofdje ook voor zulk een Campanulacee zal houden; de indruk is bij oppervlakkige beschouwing volkomen gelijk. Ook hier een omwindsel onder het halfbolvormige bloemhoofdje, doch vlakker van vorm en uit twee rijen smalle, spitse, aan den rand behaarde blaadjes bestaande; maar daarmee en met de overeenkomst in kleur, houdt dan ook de gelijkenis op.
Hier hebben we als bij alle Dipsaceeën vier meeldraden, als witte draadjes duidelijk zichtbaar boven elk der vele vier- of vijfspletige bloemkroontjes, en boven alles uitstekend den langen stijl met zijn knopvormigen stempel. En lager in de buurt van den bloembodem moet ge komen, om het echt typische van dit bloempje te vinden, den eigenaardigen bijkelk onder het gewone kelkje met zijn vijf spitse naaldjes als borsteltjes. Die bijkelk, ook wel bijzonder omwindsel genoemd, omgeeft het onderstandig vruchtbeginseltje en is viertandig en beeldig zacht behaard. De naast verwante Dipsacee, de Scabiosa columbaria, waarmee men deze Succisa licht kan verwarren, heeft ook zoo'n bijkelkje, maar met een mooi vliezig randje, dat niet getand is; trouwens de Scabiosa is ook aan haar vindeelige bladen te herkennen. Ten overvloede is, als om alle kwaad van de bloempjes te weren, nog bij elk der bloempjes een vrij forsch aan den rand behaard schutblad geplaatst, eigenlijk een strooschub van den bloembodem.
Door dit alles krijgt zoo'n hoofdje iets zeer gevulds, wat vooral niet minder mooi uitkomt bij de knoppen. Zoo'n halfbolvormige groep van paarse knopjes deed ons den bij geheelonthouders zoo bekenden naam Blauwe knoop kiezen voor dit nog met geen Nederlandschen naam genoemde bloemenkind.
Aan bladen doet Succisa niet bijster veel. Onder aan den stengel komen een vijf- of zestal vrij forsche lancetvormige oningesneden behaarde bladeren voor en hooger bij de vertakkingen van den stengel weer een paar smallere, die een gemeenschappelijken voet hebben, maar verder is de hooge, aangedrukt behaarde stengel bladerloos en ook daardoor heeft de plant nog weer grooter gelijkenis met Jasione. Tot ver in October komt in zandige streken dit vroolijk bloempje nog ons oog verheugen.
[ 121v ]