Rotsgalmen/Oud Hollandsche strijdzang

[ 77 ]
 

Oud Hollandsche strijdzang uit de veertiende eeuw.

Wat toeft gy, wakkre knapen,
Komt, reikt hier schild en speer:
De Ridder staat in ’t wapen,
Zijn mannen in ’t geweer.

Ten vijand ingevlogen,
Gy fiere Heldenstoet!
Het lemmer uitgetogen;
Gebaad in ’s vijands bloed!

De krijgstrompet gestoken
Langs duin en open strand!
Des Vlamings hoon gewroken,
Die elk in ’t harte brandt!

De vurige genetten
Staan reeds ten strijd gesard,
Om hem de kruin te pletten,
Te trappen op zijn hart.

Zy brieschen reeds en schuimen,
En schudden maan en hals
(Versierd met witte pluimen,)
Op ’t zein des Wapenschals.

Zy steigeren en stampen,
En heffen ’t hoofd om hoog,
En blazen rook en dampen,
En vlammen met het oog.

De Krijgsmoed geeft hun vleugels;
Zy wachten naar geen spoor;
Zy voelen toom noch teugels,
Maar hollen moedig door.

[ 78 ]
Hoe blinkt uw Heldendegen,
ô Floris echte bloed!
Zijn eerste huwlijkszegen,
Vervuld van Grootvaârs moed!

Onplooi uw Leeuwbanieren
Met Heusdens schittrend wiel,
Bestemd tot zegevieren
Op veld en oorlogskiel.

Val aan op woeste vreemden,
Wier plonderziek geweld
Ons Hollands rijke beemden
In ’t haatlijk juk beknelt!

’t Lafhartig Henegouwen
Ontglipp’ de Gravenstaf;
Gy, Hollands vast betrouwen,
Staat Floris recht niet af.

Ga ruk ons uit de klaauwen,
Van ’t dartel roovrenrot,
Die stroom en vest benaauwen!
Met u, met ons, is God.

Hernieuw de grootsche dagen
Van Koning Willems tijd,
Die Vlaandrens schande zagen
In Walchrens Heldenstrijd:

Wanneer hun duizendtallen,
Met moedernaakte leên,
Den Vorst te voet gevallen
In kinderlijk geween; —

Wanneer die wakkre krijgers
Hem smeekten om gelei’;
Op bloed verhitte tijgers,
Nu lamm’ren in de wei’!

Wanneer die fiere Ridder,
Het bloed van Boudewijn,
In vrouwelijke gesidder
Zijn list bekocht met pijn.

Ja! Holland is herwonnen
Daar Gy het lemmer greept.
Hun list is afgesponnen;
Hun hoogmoed neêrgezweept!

[ 79 ]
Het vrije bloed in de aderen
Bruischt weêr door Hollands kroost,
En waardig onze Vaderen,
In onderdrukking grootst.

Valt aan, valt aan, ô Helden!
Wy volgen u door ’t bloed,
En vagen onze velden
Van dwang en overmoed,

Den heirbeil in de handen!
De knotsen in de vuist!
Verscheurd zijn onze banden!
Het Vlaamsche juk vergruisd!

Laat vrij uw vaandels wapperen
Vermeetle Forestier;
Aan ’t hoofd van Hollands dapperen
Zwaait Haamsteê zijn rapier.

Neen, laat u Liebaart zinken,
Gedoscht in ’t treurend zwart;
In bloed zal de onze blinken,
In bloed uit Guidoos hart!

Ja, Hollands Leeuw zal klimmen,
In onverdoofden gloor,
Begroet van de Oosterkimmen,
Gehuldigd by den Moor.

Triomf, ô Leeuwenstandert,
Waar Schelde en Nijl door vliedt!
Het oorlogslot verandert
Waar Hollands loot gebiedt.

Hy zal het pad ons banen
Van moord en slachting rood:
Triomf aan Hollands Vanen!
SLA DOOD, SLA DOOD, SLA DOOD!

 1824.