Theo van Doesburg/Het kubistisch probleem/2
Het kubistisch probleem zijn gronden en zijn consequenties | |
Auteur | Theo van Doesburg |
Genre(s) | Proza |
Brontaal | Nederlands |
Datering | December 1921 |
Bron | De Stijl, 4e jaargang, nummer 12 (december 1921): pp. 173-176. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[p. 173:] [...] THEO VAN DOESBURG HET KUBISTISCH PROBLEEM ZIJN GRONDEN EN ZIJN CONSEQUENTIES | |
|
Naar aanleiding van „Der Weg zum Kubismus“ door Daniel Henry en „Picasso“ door Maurice Raynal. Beide werken verschenen bij Delphin-Verlag, München (1920 en 21). |
Het standpunt van waaruit Henry het probleem der schilderkunst beschouwt, is eenzijdig en overwegend materialistisch; daarenboven: traditioneel. De nieuwe kunst onderscheidt zich bij hem niet wezenlijk, maar slechts vormelijk van de oude. Zonder de innerlijke drijfveeren te zien, wordt door hem het kubisme voorgesteld als een lyrische, plastische uitdrukkingswijze der drie-dimensionale verschijningswereld op een plat vlak. Het illusionisme zou dan ontoereikend zijn ons een dergelijk vormenlyrisme te verschaffen, terwijl het streven van Seurat naar samenvatting van vlak-vorm-kleur als een gevaar en als een mislukking wordt voorgesteld. De kubistische problematiek is evenwel beïvloed, zoowel door het streven van Seurat naar contrastbepaling, als door dat van Henri Rousseau en Paul Cézanne, naar redicale vernietiging van drie-dimensionalen vorm en van de natuurillusie als hulpmiddel der schilderkunstige uitdrukking. Waar een lyrische schilderkunst een dra-
matische levensopvatting vóóronderstelt en waar het kubisme juist voortkwam uit de behoefte een dergelijke levensopvatting te overwinnen (men vergelijke de vroegere werken van Picasso, welke meerendeels naar het sentimenteele neigen, met de latere, meerendeels stillevens en onverschillige onderwerpen) daar ligt het voor de hand dat er van de behoefte naar een „Formenlyrismus“ geen sprake kan zijn. De kubistische problematiek ontstond uit geheel andere gronden, en wel voornamelijk, uit een psychische verandering m. a. w., het geleidelijk veroveren van een nieuw evenwicht der polaire levenselementen. Het omzetten van lichamelijke geslotenheid in vlakheid, van diepte-dimensies in vlak-dimensies is hiervan het schilderkunstig gevolg. Van de diepere oorzaken bespeurt noch Daniel Henry noch feitelijk Raynal iets. Hieruit is de contradictie in het werk van den een en de consequentieschuwheid in het werk van den ander te verklaren. Consequentieschuwheid, is trouwens het kenmerk van bijna alle geschriften, die in Frankrijk, Duitschland en Italie over de moderne kunst verschijnen. Onder voorwendsel, de moderne kunst te verdedigen, danken de meeste dezer geschriften hun ontstaan aan de gunstige gelegenheid eenige beroemd geworden namen de exploiteeren. Volgens den heer Daniel Henry is het kubisme dan, een lyrische kunst uiting: „In het neo-impressionisme glansde het illusionisme ten slotte in een kleurenspuwend vuurwerk, spatte uit elkaar en loste zich op. Na het impressionisme treedt de schilderkunst een lyrisch stadium in, lyrisch, niet in den zin van een literaire stemmingslyriek, maar, in dien, van een schilderkunstige vormenlyriek.“
Zoo verklaart zich ook het veelvuldig gebruik van letters en cijfers in de werken van Picasso en Braque, die beiden, gedreven door eenzelfde ontwikkeling, de tweeheid van sujet en middel bestreefden op te heffen.
weg, een andere richting van ontwikkeling is er niet en slechts daar, waar zij met haar wezenlijk, primair uitdrukkingsmiddel het onveranderlijk beeldt is zij elementaire en nieuwe beelding. [...] |
Overige vindplaatsen bewerken
De Stijl. [deel] 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968. Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, 1968, pp. 147-148.