Uit stilte en strijd/Het geluk

[ 29 ]

XII.

HET GELUK.

Quadrupedante putrem sonitu quatit
ungula campum".


Hoor daar holt een paard in 't wild,
Hoor die doffe paardenhoeven,
Hoor de grond die dreunt en drilt
Door het klotsen van zijn kloeven —
Zoek hem, zoek hem allerwegen!
Houd hem tegen, houd hem tegen!
  Hoela hoela hoela beest —
  Wie is dan je baas geweest!

Zie dat schimmelwitte paard,
Zie die oogen als 't geflonker
Van de starren, en die staart
Als een witte pluim in 't donker —
Houd hem, houd hem, ga hem vangen!
Ga hem aan zijn haren hangen!
  Hoela hoela hoela beest —
  Wie die witte paarden vreest!

[ 30 ]
Grijp hem met je handen, houd
Je aan zijn wapperende manen,
Zie hij vliegt door 't zwarte woud
Als de wilde witte zwanen —
En de donker booze boomen
Varen ruischend uit hun droomera !
  Hoela hoela hoela beest —
  Zij die wagen winnen 't meest!

Houd nu, houd hem bij zijn kop
Om hem op zijn hals te zwaaien —
Hoela! — 'k zit er bovenop!
En zijn blanke manen waaien
Als een bos van witte slingers
Om mijn mond en bleeke vingers!
  Hoela hoela hoela beest —
  Ben je levend of een geest!

O die drift, die wilde draf —
Hoela! — houd hem aan zijn haren!
Hoela — ho! ik val er af!
In de zachte zwarte blaren —
O ik voel me in 't donker rollen
En den schimmel verder hollen!
  Hoela hoela hoela beest —
  'k Ben er bovenop geweest!

[ 31 ]
Voort weer, voort ! het duister wast, —
En ik slinger om hem henen —
Hoela ho! — en 'k zit weer vast
Op zijn witte tooverbeenen —
En ik voel zijn warme schonken
En wij draven vreugdedronken!
  Hoela hoela hoela beest —
  Draag mij waar mijn hart geneest!

Draag mij over heg en steg —
Draag mij, draag mij, breng mij verre
Van de woeste wereld weg
Naar de witte lichte sterren —
Draag mij van de zwarte paden
Naar die stralende genade!
  Hoela hoela hoela beest —
  Draag mij naar dat zalig feest!