Vergeten liedjes/Winter-stad
← „Zij zijn het die zich-zelf niet weten” | Vergeten liedjes (1910) door P.C. Boutens | Bezit → |
Uitgegeven in Bussum door C.A.J. van Dishoeck. |
[ 29 ]
WINTER-STAD
In het koele gouden bad
Van het fijne winterlicht
Rijst de groote menschenstad
Tot een droomvervlucht gezicht:
Al de gangen, al de zalen
Waar de ziel in droom mag dwalen.
Van het fijne winterlicht
Rijst de groote menschenstad
Tot een droomvervlucht gezicht:
Al de gangen, al de zalen
Waar de ziel in droom mag dwalen.
Boven glansgewasschen pleinen
Waar de stille menschen loopen,
Juichen klokken uit haar open
Torens zuiver door de reinen
Luchten naar verrukten droomer
Al den hartstocht van zijn zomer...
[ 30 ]
Hart, wat hielp ons lange zoeken,
Daar wij toch gevonden wòrden?
Al de woorden in de boeken
Zijn als blâren die verdorden
Voor den onvoorzienen lach
Van den kortsten zonnedag!
Waar de stille menschen loopen,
Juichen klokken uit haar open
Torens zuiver door de reinen
Luchten naar verrukten droomer
Al den hartstocht van zijn zomer...
[ 30 ]
Hart, wat hielp ons lange zoeken,
Daar wij toch gevonden wòrden?
Al de woorden in de boeken
Zijn als blâren die verdorden
Voor den onvoorzienen lach
Van den kortsten zonnedag!