Wetboek van Strafrecht Suriname (samenloop van strafbare feiten)

[ 22 ]
 

TITEL VI
SAMENLOOP VAN STRAFBARE FEITEN

Artikel 80

Valt een feit in meer dan één strafbepaling, dan wordt slechts één dier bepalingen toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoodstraf is gesteld.

Indien voor een feit dat in een algemene strafbepaling valt, een bijzondere strafbepaling bestaat, komt deze alleen in aanmerking. [ 23 ]

Art. 81. [1]

Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende, in zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling, dan wordt slechts één strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.

Insgelijks wordt slechts één strafbepaling toegepast bij schuldigverklaring aan valsheid of muntschennis en aan het gebruikmaken van het voorwerp ten opzichte waarvan de valsheid of muntschennis gepleegd is.

Art. 82.

Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf uitgesproken.

Het maximum dezer straf is het verenigd bedrag van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch niet hoger dan een derde boven het zwaarste maximum.

Art. 83.

Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop ongelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt elke dier straffen uitgesproken, doch mogen deze te zamen in duur de langstdurende met niet meer dan een derde overtreffen.

Geldboeten worden daarbij berekend naar de duur van het maximum der bedreigde vervangende hechtenis.

Art. 84.

Bij veroordeling tot de doodstraf of tot levenslange gevangenisstraf kunnen daarnevens geen andere straffen worden opgelegd dan ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Art. 85. [2]

In de gevallen der artikelen 82 en 83 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:

1°. de straffen van ontzetting van dezelfde rechten worden opgelost in één straf, in duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande, of in geval geen andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd, in èèn straf van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;

2°. de straffen van ontzetting van verschillende rechten worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd;

3°. de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd; de vervangende straffen van hechtenis of voorziening in de opvoeding mogen gezamenlijk het maximum bepaald in het vijfde lid van artikel 40, met niet meer dan een derde te boven gaan.

Art. 86.

[ 24 ]

De betrekkelijke zwaarte van ongelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door de volgorde van artikel 9.

Waar de rechter de keuze tussen twee hoofdstraffen is gelaten, komt bij de vergelijking alleen de zwaarste dier straffen in aanmerking.

De betrekkelijke zwaarte van gelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door het maximum.

De betrekkelijke duur zowel van ongelijksoortige als van gelijksoortige hoofdstraffen wordt eveneens bepaald door het maximum.

Art. 87. [3]

Bij samenloop op de wijze in de artikelen 82 en 83 bedoeld, hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.

De vervangende straffen van hechtenis of voorziening in de opvoeding mogen voor de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk het maximum, bepaald in het vijfde lid van artikel 40, met niet meer dan een derde te boven gaan.

De straffen van hechtenis, opgelegd als hoofdstraf, mogen voor de overtredingen gezamenlijk de tijd van acht maanden niet te boven gaan.

Art. 88.

Indien iemand, na veroordeling tot straf, opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijf of overtreding vóór die veroordeling gepleegd, wordt de vroegere straf in rekening gebracht, met toepassing der bepalingen van deze titel voor het geval van gelijktijdige berechting.

Indien echter de doodstraf of levenslange gevangenisstraf op dit misdrijf is gesteld, zal die straf worden opgelegd, welke straf ook vroeger mocht zijn opgelegd.

  1. Gew. bij G.B. 1926 no. 56.
  2. Gew. bij G.B. 1935 no. 42, G.B. 1945 no. 108.
  3. Gew. bij G.B. 1935 no. 42, G.B. 1945 no. 108.