Album der Natuur/1861/Nut der Palmen

Het nut der palmen voor de menschelijke huishouding (1861) door Douwe Lubach
'Het nut der palmen voor de menschelijke huishouding,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (tiende jaargang (1861), pp. 20-26 . Dit werk is in het publieke domein.
[ 20 ]
 

HET NUT DER PALMEN VOOR DE MENSCHELIJKE HUISHOUDING.

 

 

Hoe rijkelijk de natuur gezorgd heeft voor die keerkring-gewesten, waar de rivieren over een gouden bodem stroomen, waar de zee parelen, het land edelgesteenten levert, dat blijkt vooral uit de beschouwing van eene enkele planten-familie, die der palmen. Deze geven den mensch alles, wat hij tot leven noodig heeft: voedsel, kleeding, woning, huisraad, versierselen, enz. Die niet genoeg te waarderen gave des hemels is in waarheid eene onuitputtelijke schatkamer.

Bij de palmboomen neemt men het zeldzame geval waar, dat het schoone met het goede vereenigd voorkomt. Hunne indrukwekkende hoogte en hun bevallig uiterlijk regtvaardigen de uitspraak, die hen het schoonste voortbrengsel der plantenwereld noemt. Maar de palmen zijn geenszins «onnutte coquettes", die zich in het bewustzijn van hare schoonheid slechts door de lieve zon laten beschijnen, even als die, van welke »de den in het noorden droomt", gelijk h. heine zingt. Integendeel is aan de palmen alles, van de punt des wortels tot den top van de bladkroon nuttig, en dat niet alleen voor den bewoner der tropische landen, maar ook voor den alles exploiterenden Europeër. Wij gebruiken zooveel voortbrengsels der palmen: zeep, olie, vlechtwerken enz., dat het misschien niet zoo onaangenaam zijn zal, eens eene voorstelling te lezen van de verschillende nutsaanwendingen van deze reuzenplanten. In de volgende regels vindt men zulk eene voorstelling, ofschoon het zeer mogelijk is, dat daarin nog menige leemte aanwezig zal zijn, en dat menig gebruik, dat de niet altijd jegens vreemden zeer gastvrije Indiërs en Zuidzee-eilanders van de palmen maken, aan de waarnemers ontsnapt zal zijn.

[ 21 ]Bovenaan staat de zegen, dien de palmen door hun gemakkelijk te verkrijgen meel verspreiden. Niet alleen, zooals bij Borassus, leveren wortels en de jonge spruiten broodmeel (Fidogma), maar ook het geheele merg van den stam van Copernicia, Mauritia, Arenga, Oreodoxa, Gorypha, Caryota en Metroxylon bevat meel en sago, en vooral is het het laatstgenoemde geslacht, dat de beste, zoogenaamde parelsago levert, evenals ook eindelijk de vrucht van Guilielma.

Zonder moeitevollen arbeid, zonder akkerbouw is alzoo rijkelijk voor brood gezorgd. Maar bij brood behoort groente, en ook deze leveren de palmen voortreffelijk en in soorten. Men gebruikt daarvoor de jonge bladeren van Euterpe, Maximiliana, Cucusperma, Oreocloxa, Cocos oleracea, Lodoicea, Arenga (die den zoogenaamden palmkool levert), Areca en de jonge spruiten van Borassus. Bij het gereed maken der groente behoeft de zwarte of bruine huisvrouw niet in verlegenheid te zijn, want de vrucht van Oenocarpus levert eene uitmuntende eetbare olie, evenals die van Leopoldiana, terwijl de verbrande bladeren van Nipa het zout daarbij geven. Ook moet bij den maaltijd de soep niet ontbreken, die uit Elais gewonnen wordt en zeer goed zijn moet. Het zou mij voorwaar niet verwonderen, wanneer ik eens las van een nieuw ontdekten palmboom, aan welken een goed gebraad groeide; maar daar wij dezen heerlijken boom nog niet kennen, vergenoegen wij ons voor gebraad met de putao, een geregt uit spruiten van Borassus, met forellen of andere visschen gekookt. Bij dit alles behoort nu nog een goed dessert,—en hier zou men bijna in een embarras de richesse geraken, want over een dessert, waartoe de palmen de stof leveren moeten, zou men een geheel keukenboek kunnen schrijven. Als entremets dienen de gebraden noten van Borasrus en Guilielma of het inwendige vruchtweefsel van Nipa en Lodoicea, het coco tendre, misschien ook eene soort van blanc manger uit het gestooten eiwit van cocos, en het Yu kussee uit de vruchten van Oenocarpus en Euterpe. Ook fijn ingemaakte vruchten van Jubaea, Lodoicea, Arenga en vele anderen mogen niet ontbreken. Nu komen de ontelbare nog te eten vruchten, van welke bij ons de dadel (van Phoenix dactylifera) en de kokosnoot de eenige bekende zijn. Hem, die van koek houdt, geve men een stukje bast van Hyphaena, dat, zegt men, den besten peperkoek in smaak niets toegeeft.

[ 22 ]Maar, zal misschien een ongeduldige lezer vragen, ontvangen wij ook niet iets te drinken? Vóór de soep geef ik eenige Ceylonsche arak, uit de kokosnoot bereid, vervolgens wijnen van Arenga, Attalea, Bactris, Cocos, Mauritia, als ook »toddy", almede een geestrijke drank, van Borassus, Caryotis, Cocos, Nipa en Phoenix, deels gewonnen uit de vruchten, deels uit het sap van den stam. Om een mogelijken roes te voorkomen, zal het goed zijn wat verkoelende »ahsai-i", eene blaauwe melk, geperst uit de vruchten van Euterpe, na te drinken. Maar nu zeg ik ook: wel bekome u de maaltijd!

Om al deze geregten te kunnen koken, leveren de palmen niet alleen het brandhout, maar ook de middelen om vuur te maken er bij. De harde en zachte houtsoorten worden door wrijving van opzettelijk daartoe gesneden stukjes in brand gestoken en de vezelen van de bladeren van Arenga dienen daarbij als tonder. Deze en de met salpeter toebereide bast van Chamaerops Ritch., zijn bij de Chinezen de gewone stoffen om vuur aan te steken.

Voor de keuken moet ik nog opmerken, dat Nipa en Cocos azijn, Phoenix en Jubaea stroop (bij Jubaea uit den stam zweetende), Arenga, Borassus, Caryotis en anderen zeer bruikbare suiker (de Japparine) leveren.

Wij zullen de geneesmiddelen, die de familie der palmen welligt oplevert, maar waarvan in onze apotheken alleen het zoogenaamde «drakenbloed" (van Calamus draco) bekend is, daarlaten en overgaan tot de bouwstof voor woningen, die de palmen schenken. In dit opzigt zijn de palmen almede hoogst gewigtig, altijd in de vooronderstelling, dat men zijne wenschen inrigt naar de behoeften van een tropisch gewest en zijne verwachtingen niet al te hoog spant. Bijna alle geslachten geven in hunne bladeren het voortreffelijkste materiaal tot het dekken van daken, ofschoon de bladeren van Manicaria daartoe wel de gezochtste zijn. Van Licuala bouwt men geheele hutten, daar men de bladeren tot dak, de bladribben tot matten en tot gordijnachtige tusschen wanden, de stammen tot het bouwen der hut zelve bezigt. Het hout der meeste palmen is tot bouwhout zeer bruikbaar en gedeeltelijk, zooals dat van Guilielma, zoo hard, dat de bijlen er tegen stuk springen. Ter omtuining van veeperken worden gewoonlijk [ 23 ]de gespletene stammen van Borassus of Leopoldiana gebruikt, tot troggen en pijpen neemt men Arenga of Borassus. Sabal geeft hout voor het bouwen van schepen, Ixiartea blaasinstrumenten. Men ziet, dat hier voor alles gezorgd is.

Het minst kan ik uit de familie der palmen kleedingstoffen aan de hand doen, want behalve eene soort van hemden uit de bladeren van Caryotis, de So-e-kleeden der Chinezen van Chamaerops excelsa en de regenmantels van de gespleten bladstelen van Cocos weet ik dienaangaande niets, tenzij men de hoeden hier toe rekenen wilde, van welke er verscheidene soorten onder de meest verschillende benamingen bestaan, zooals Chatta's, Iha-pe's (van Licuala en Livingtonia), Sombrero's en de thans zoo beroemde Panama-hoeden van Sabal, enz., enz. Tot crinolines werden de palmen (Galamus draco) het eerst in Europa misbruikt.

Des te menigvuldiger is daarentegen het gebruik, dat men van de palmen tot vervaardiging van huisraad maakt. Tot knoopen en vlechten dienen de bij de meeste soorten aan de basis der bladeren groeijende vezelen, de bladeren zelve of ook slechts de huid der jonge bladeren (vooral van Mauritia tot hangmatten), de bladstelen, de bast van den stam van Chamaerops humilis en van de kokosnoot. Tot het vlechten van matten en gordijnen dienen de bladen van Sabal, Cocos, Borassus enz., de bladvezels van Arenga (het zoogenoemde plantaardige paardehaar) van Chamaerops humilis tot zakken, van Astrocaryum tot vischnetten, manden enz. Het zou vervelen, indien ik over het nut van elke palmsoort in dit opzigt wilde uitweiden. Zelfs voor de politie groeijen «lasso's", om voortvlugtigen te vangen, op de boomen, namelijk de lange riemvormige verlengsels aan de toppen der bladen van Pletocomia.

Bij het groot aantal zaken, die tot huisraad aan de palmen ontleend worden, is eene volledige opgave onmogelijk. Ik bepaal mij dus tot eenige weinige.

Tot borstels en bezems dient vooral de Piassola of het plantaardige vischbeen uit de bladvezels van Attalea, maar bovendien ook nog bladen en bladribben van verscheidene andere palmen.

Tot gordijnen, matrassen en tapijten worden het meest de bladen [ 24 ]van Cocos, maar ook van nog zeer vele andere palmen met meerdere of mindere kunstvaardigheid verwerkt. Reeds ten gebruike gereede zeven worden geleverd door het netwerk aan de stelen van kokosbladeren, pakzadels zonder naad en kussen door de bladeren van Copernicia, wiegen en mutsen door de bloemscheden van Jubaea, Oreodoxa, Manicaria. De laatste worden ook tot kookgereedschap en ketels gebruikt. Hoe gemakkelijk zou het voor onze militairen zijn, wanneer zij mutsen en kookgereedschap in één stuk vereenigd konden hebben!

De harde schalen van Cocos en Lodoicea worden, gelijk natuurlijk is, tot vele huishoudelijke voorwerpen gebruikt, zooals tot schotels, borden, lepels, lampen, bekers, en worden niet zelden sierlijk met zilver beslagen.

Acrocomia, Attalea enz., 't meest echter Elais leveren niet bloot voor tropische huishoudingen, maar ook voor ons de genoegzaam onontbeerlijk geworden olie tot verlichting, tot zeep enz. Ook was kan de gelukkige bewoner der keerkringsstreken, zonder de onkosten van bijenkorven, van den bast van Cenoxylon en van de bladeren van Copernicia verkrijgen. Van verwstoffen leveren de palmen weinig op, een gebrek, dat bij de eenvoudige kleeding in die gewesten ook naauwelijks een gebrek is. Zij leveren juist het noodigste, eene roode verwstof uit de areca-noot en eene blaauwe tot het tatouëren uit het merg van Guilielma, waarbij deze laatste palmboom nog in zijne stekels de instrumenten voor de genoemde operatie verschaft.

De overige technische hulpmiddelen, die de palmen leveren, zijn 't zij werkelijk van weinig beteekenis, 't zij wegens de traagheid van hunne bezitters te weinig ten voordeele aangewend. Ik ken slechts de looistof van Sabal, de gom uit den bast van Cocos en het tot het vermengen met kalk met voordeel te gebruiken water uit de kokosnoot.

Nu volgt echter eene bonte rij van eene menigte voorwerpen, welke het eenvoudige verstand der zwarten en bruinen uit de palmen weet te maken en die ik in mijne veel op een verkoopings-catalogus gelijkende opsomming niet mag voorbijgaan.

De zucht tot opschik en uiterlijke versiering, die men bij den natuurmensch [ 25 ]even zoo goed als bij ons aantreft, heeft geleerd de dikwijls zeer fraai er uitziende vruchten op menigerlei wijze en al naar gelang van hare grootte en kleur tot het maken van ringen, ketens, zelfs tot naalden (van Astrocaryum) en tot allerlei andere zaken te gebruiken. Voor ons is de in Europa 't meest verwerkte vrucht van Phytelephas, het zoogenaamde plantaardige ivoor, het belangrijkst, even als ook de tot knoppen voor wandelstokken en parapluies gebezigde zwart en geel gevlekte noot van Astrocaryum. Van belang zijn ook voor ons het Spaansch riet of rotting (Calamus rotang), Babbagestokken (van Bactris, Geonoma), de zoogenaamde palmstokken (uit de bladribben van Oreodoxa), de Malakkastokken, draakrieten (van Calamus draco); van het laatstgenoemde materiaal worden ook de bekende zwevende bruggen, de schrik van alle Europeërs, die er over heen moeten, zaamge vlochten. Bovendien vermeld ik nog ter waarschuwing voor de dames het »valsche vischbeen," dat uit de zwartgekleurde en gespletene stammen van Calamus rotang gemaakt wordt.

De blaaspijpen en bogen der Indianen worden vervaardigd, de eerste uit Ixiartea, Kunthia en Jubaea, de laatste uit Calamus, waarbij zij de pijlen uit de bladribben van Oenocarpus of uit de stammen van Arenga of Raphis snijden, welke pijlen zij dan met het sap van het omkleedsel der areca-noot vergiftigen.

Schrijfpennen geven de holle bladstelen van Borassus, gelijk ook de stam van Arenga en Raphis; het noodige papier daarbij leveren de bladen van Chamaerops excelsa en Corypha en de inwendige huid van den bladsteel van Borassus. Inkt kan men bereiden uit de areca-noot.

Het gebruik der palmbladen tot zonneschermen en waaijers is zoo uitgebreid, dat bijna elke palmsoort haar contingent daartoe levert en dus ook elke landstreek haar eigenen vorm of hare eigene mode heeft. Eenvoudiger is het gebruik van kokosbladeren tot fakkels of ook van de afgeknotte bladrib tot kam.

Ik meen in deze regels een denkbeeld te hebben gegeven van het verbazend uitgestrekte nut, dat eene enkele plantenfamilie aanbrengt, en de lezer zal, hoop ik, deze voorstelling niet geheel onbevredigd nederleggen. Eer ik echter van mijn onderwerp geheel afstap, kan [ 26 ]ik niet nalaten nog die palmsoort te gedenken, naar welke nog heden een der Christelijke feestdagen, de Palmzondag, genaamd wordt. Deze palm was, gelijk als bijna zeker kan worden aangenomen, de voor de Oosterlingen zoo hoogst gewigtige dadelpalm (Phoenix dactylifera).

 Naar d. von biedermann, in die Natur, 1860, S. 180.

D.L.