DE TRAAN

HET ENGELSCH VAN LORD BYRON
VAN ZEER VERRE GEVOLGD.

De traan, die opbruischt naar onze oogen,
   in liefde en vriendschap, vreugde en smart,
   die is de ware tolk van 't hart!
Wie door een mond ooit werd bedrogen,
   die een geveisden glimlach plooit,
   een traan!… een traan misleidde nooit!

De traan naar boven opgedreven
   by 't heimlijk slaken van een zucht,
   geeft den gepersten boezem lucht!
Men ziet hem als een nevel zweven:
   maar door dien nevel speelt de gloed
   van 't weder ademend gemoed!

De traan van 't smeltend mededogen,
   dat in des naasten lijden lijdt,
   en hem eens broeders zorgen wijdt,
verkondigt in de glinstrende oogen
   de Godlijk afkomst onzer ziel,
   hoe diep zy van zich-zelf verviel!

De traan des zeemans, die gevaren,
   noch 't naderende doodsuur vreest,
   is 't afscheidsteeken van den geest
aan vrouw en kind, wanneer de baren
   van d' opgeruiden Oceaan
   het dobbrend schip verzwelgen gaan!

Waar Roemzucht, wederzijds ontstoken,
   d'onmenschlijken kampstrijd mengt,
   ook daar wordt vaak een traan geplengd!
En 't recht der menscheid is gewroken,
   wanneer hy 's winnaars oog ontvloeit,
   en 't vijandelijke lijk besproeit!

Of, als wy 't dierbaar oord begeven,
   dat onzen eersten kinderlach,
   dat onzen eersten bloeitijd zag,
om dieper in te treên in 't leven;
   dan staren wy 't weemoedig aan,
   en 't droef Vaarwel spreekt door een traan!

Maar gy, vooral, gevoel van liefde!
   uw alveroverende tocht
   wekt stroomen van dit balsemvocht!
Voor wie uw gloênde pijl doorgriefde
   zijn tranen wellust van het hart,
   in liefdes vreugd, in liefdes smart!

Ook wien de geestdrift heeft bevangen,
   die 't moedig hart, waarin zy blaakt,
   tot aller harten meester maakt,
dien verwt een gloeiend rood de wangen,
   dien wemelt in het oog een traan,
   die meer dan woorden doet verstaan.

Wien eerbied ooit de ziel vervulde
   in 't brandend tijdperk van de jeugd,
   voor mannenmoed, voor mannendeugd;
de traan is 's harten eêlste hulde,
   en die de nagedachtenis
   van groote mannen waardig is!

Zoo wekken Cesarts lauwerkroonen,
   zoo Alexanders fiere moed,
   zoo Maurits grootheid, waard zij bloed,
diep uit het hart de heldenzonen
   een traan op, die voor 't oog verraadt
   van welk een zucht de boezem slaat!

Het marmer is een koude hulde!
   Mijn vrienden! welle een enkle drop
   uit uw gevoel'ge harten op,
(is slechts de geest die my vervulde
   zoo liefelijk een hulde waard)
   wanneer 'k zal rusten onder de aard!