Da Costa/Voorredenen

Da Costa's Kompleete Dichtwerken (1876) door Da Costa

Voorredenen

Lof der dichtkunst
Uitgegeven in 's-Gravenhage door D. A. Thieme.

[ Omslag ]

 

DA COSTA'S
KOMPLEETE GEDICHTEN

UITGEGEVEN DOOR
J.P.HASEBROEK

 
[ fr.t. ]
 

DA COSTA'S

KOMPLEETE DICHTWERKEN

 
[ Portret ]
[ Titel ]

DA COSTA'S

KOMPLEETE DICHTWERKEN

UITGEGEVEN

DOOR

J. P. HASEBROEK







'S-GRAVENHAGE
D. A. THIEME
1876

[ i ]

VOORREDE BIJ DEN EERSTEN DRUK DER
KOMPLEETE DICHTWERKEN.



Met een gevoel van innigen weemoed bied ik aan de vereerders van Da Costa — neen, van echte, schoone en verhevene Poëzy, wier geest in hem boven velen leefde en aan zoovele zijner dichterlijke scheppingen een onsterfelijk leven gaf, — hun bied ik hierbij het Eerste Deel van des ontslapenen Zangers Kompleete Dichtwerken aan. — Men zal daarin zijn gedichten zooveel mogelijk naar tijdsorde geregeld vinden. Wat tot opheldering van den inhoud scheen te kunnen bijdragen, is door mij in de Toelichtingen medegedeeld, waarin tevens des Dichters eigen Voorredenen en Aanteekeningen, bij zijne verschillende werken gevoegd, zijn opgenomen ; en wel zóó, dat het niet moeielijk zijn zal, het eigen werk des Dichters van mijn bijwerk (welk laatste tusschen [ ] is geplaatst) te onderscheiden. Dat ook in de wijze van uitvoering alle zorg is besteed om deze uitgave den grooten Zanger waardig, en aldus als een letterkundig gedenk— en eereteeken op zijn pas gesloten graf te doen zijn, — ik vertrouw dat een enkele oogopslag op dezen Bundel genoegzaam zal wezen om den Lezer daarvan te overtuigen.

En zoo ga dan nu deze nieuwe Uitgave, die de gansche dichterlijke Nalatenschap van Da Costa, beide in zijne uitgegevene en nog onuitgegevene Gedichten, kompleet bevatten zal, haren weg! Zij verrijke de Boekverzameling van allen, die het wèl meenen met de Vaderlandsche Letteren en Schoone Kunst! Maar zij vinde niet dáár alleen hare plaats : zij worde opgenomen in de hoofden en harten van alle kinderen onzes Volks, die vatbaar zijn om door den klank der dichterlijke luit niet alleen bekoord, gestreeld en geboeid, maar ook bezield, veredeld, geheiligd te worden. Zoo blijve [ ii ]Da Costa voor ons volk niet alleen een Zanger bij uitnemendheid, maar losse de bewondering en waardering van de eenige gave, hem geschonken, zich op — ik gebruik voor dien wensch hem betreffende, en in zijnen geest geuit, zijne eigene woorden — "in de kennis en aanbidding van Hem, die gekend en geëerd wil worden in Zijne werken en in de werken van Zijne werken!"

30 Junij 1861.



VOORREDE BIJ DEN TWEEDEN DRUK.



De goede verwachting, waarmede ik, nu negen jaren geleden, de eerste uitgave van Da Costa's Kompleete Dichtwerken aan het Nederlandsche volk aanbood, is tot mijne vreugde niet teleurgesteld. Niet alleen is de eerste druk geheel uitverkocht, maar het verlangen naar het bezit van de dichterlijke nalatenschap des onsterfelijken zangers blijft voortduren. Zoo is het noodig geworden eene tweede uitgave ter perse te leggen, waarvan het Eerste Deel hierbij in ' t licht verschijnt.

In dien herdruk zal men alles kunnen terugvinden, wat in de eerste uitgave gegeven werd. Maar daaraan zal bovendien nog het een en ander worden toegevoegd. Behalve eenige noodig geworden anvullingen en wijzigingen in de Aanteekeningen, zullen nog enkele onuitgegeven gedichten de vroegere verzameling vermeerderen en verrijken. En om aan dit Dichtwerk, nog meer dan voorheen, het karakter van een schriftelijke Gedenkzuil op het graf des Onvergetelijken te geven, zullen, na de verkregene toestemming der Auteurs, onderscheidene liederen van bekende Vaderlandsche zangers. Da Costa bij zijn leven of na zijnen dood toegezongen, in de Aanteekeningen ter geschikter plaatse worden opgenomen.

Als een borstbeeld des vereeuwigden aan de voorzijde van dit gedenkteeken zal eene kopij van de sprekend gelijkende beeldtenis [ iii ]van Da Costa naar de schilderij van J. G. Schwartze, aan het hoofd der nieuwe uitgave worden geplaatst. De vergunning daartoe is men verschuldigd aan den eenigen zoon des Dichters. Mr. A. Da Costa, die tevens, even als vroeger, mij zijne zeer gewaardeerde medewerking bij de bezorging der nieuwe uitgave welwillend heeft toegezegd, waarvoor ik hem hierbij openlijk mijnen dank betuig.

In de typografische uitvoering is ten deele, ook op raad van mijn' hooggeschatten vriend, Dr. Nikolaas Beets, die mede onder de vrienden van Da Costa steeds eene voorname plaats innam, en, door dit gevoel gedrongen, ook deze nieuwe uitgave met zulk een warm blijk van deelneming in 't openbaar heeft begroet en verwelkomd[1]; vooral op zijnen raad dan, is in den uiterlijken vorm der uitvoering van dit dichtwerk eene nog al belangrijke wijziging aangebracht. Zij zal den lezer bij de eerste inzage van zelf in 't oog vallen. Men hoopt dat daardoor mede iets zal worden toegebracht, om de poëzy des grooten Meesterzangers ― die soms meer rijk en kernachtig van inhoud en zin, dan glad en effen van vorm, en daardoor niet voor ieder lezer bij de eerste inzage altijd even licht te verstaan is, — te beter te doen vatten en genieten. Het is eene eerste proefneming ten onzent, die wellicht later ook elders navolging vinden zal.

En zoo geve ik dan hiermede deze tweede vermeerderde en verbeterde uitgave van Da Costa's kompleete dichtwerken aan het Nederlandsche volk over. Aan het volk, zegge ik met nadruk: want deze uitgave is vooral bestemd voor dat deel der natie, dat, wegens de kostelijkheid en kostbaarheid der eerste uitgave, zich haar niet aanschaffen kon. Dit mocht zoo niet blijven: Da Costa is altijd een man des volks geweest; zoo mocht ook zijn dichterlijke nalatenschap in de hand des volks op den duur niet worden gemist. Er is geen twijfel aan, of aan die bedoeling van de nieuwe uitgave zal in hare ontvangst door de natie recht worden gedaan. En lat te meer, daar de ervaring heeft geleerd, dat, terwijl de lauwer [ iv ]op het graf van vele andere Dichters na eenige jaren al spoedig min of meer verwelkt, de krans, die op Da Costa's eerzuil werd nedergelegd, steeds even groen blijft, ja, zoo mogelijk, nog rijker en voller en frisscher wordt van jaar tot jaar. Moge ook de goede opneming van deze volks-uitgave op die ervaring de kroon drukken, en het alzoo blijken, dat Nederland niet onwaardig was eenen Da Costa te bezitten, in wiens blijvende vereering het zich zelve een eerzuil sticht!

J. P. Hasebroek.

14 April 1870.



VOORREDE BIJ DEN DERDEN DRUK.




Deze nieuwe volksuitgave van Da Costa's kompleete Dichtwerken verschilt in zooverre van de vorige uitgaven, dat zij in een ander formaat en in plaats van in drie of vier deelen, in één deel verschijnt. Tevens zijn hier en daar eenige in de vorige drukken voorkomende misstellingen verbeterd.

1 October 1876.



  1. Zie de Aanteekeningen.