De Nieuwe en Onbekende Weereld/I-02

[ 10 ]
10
Eerste Boek:

Tweede Hoofd-ſtuk.

Herkomſt der Americaenen: Op wat tijd? Hoe? Uit wat land? Van welk volk?


OVer d'herkomſt der Americaenen zin twiſten de geleerden diervoegen, dat naeuwelijk in de Land-beſchryving iets ſwaerder voortkomt ‚om rechte ontknooping te vinden. Want, het zy onderfoek gedaen word na de tijd, wanneer d’ Americaenen ſich nederſloegen op den boodem, by haer tegenwoordig bewoond: het zy iemand na de manier vorſcht, op welke derwaerds quaemen, ofteſcheep, of teland, of met opſet, of by geval door ſtorm aengedrevern, of door magtiger volkeren verjaegt: het zy een ſchrander verſtand wil naſpeuren haer voetſtappen , uit wat land na dele Nieuwe Weereld heen leiden: het zy 't volk, aen welk d'Americaenen d'eerſte oorſprong ſchuldig blijven: alles ſal vol twiſtige gevoelens bevonden worden, die ſelf uitſteekende geeſten, op bene papieren, met wederzijds ſchijnbaere redenen, vinnig aen-dringen tegen elkander.

De eerſte ſwaerigheid word maekt over de tijd. Samuel Purchas meind de bevolking van Amerika voor weinig eeuwen geſchied te zijn. ’t Bewijs tot deſe meining haelt hy aldus. Indien Aſia, Africa, of Euroope aen America volk beſchaft hadden ten tijden Abrahams, of ten minſten voor 's Heiland geboorte, ſoo moeſt het noodwendig by verloop van ſoo veel eeuwen, vry meer inwoonders hebben, als, wel gevonden zijn, toen door de Spanjaerden ontdekt wierd. De woeſte Landſchappen, als noch van menſchen ontbloot, betuigen genoegfaem, hoe de Nieuwe Weereld nieuwe volkeren voed, diederwaerds niet voor honderden jaeren overquaemen. Ander ſintshoeſoude 't land niet duiſendmael meer bevolkt zijn, daer de vruchtbaere grond ſulk een getal rijkelijk de koſt konde geven. En war zijn de kentcikenen van nieuwelingenin eenig geweſt‚ als een rouwe manier van leven: gelijk huifgeſinnen verhuiſende in een nieuw-huis, alwaer voor een tijd ſich behelpen, terwijlalles over hoop leid. Als Noach op’t gebergte Ararath uit de arke ftap- te, en eerlang zijn zaed verfpreid fag over Armenien en Af\yrien , beftond nieuwe menfchelijk geflacht uit fchaep-herders, die by putten zich ne- der-floegen. Dorpen, fteden en veel min koningrijken vonden noch geen plaets op’ de grond desaerdboodems. Ambachten, koophandel , rijkdom- men in onderfcheide landen ,kofte- lijk huifraed of kleding waeren niet verzonnen-door fcherp-zinnige ver- nuften. De tijd leerde by tgeen ge: vonden was nieuwe vonden toevoe- en , tot ‘verbeetering van d'oude. m de boosheid, meer en meer uit- gefpat, te beteugelen, wierden bor- gerlijkewerren gemaekt. ’s Weerelds rouwe gedaente kreeg te mers be- fchaefder ftand: welke aldereerft in Aflyrien „ en“ vervolgens in Egypten plaetsgreep. Uit Egypten haelden de Grieken haer bezaedigde manier van leven , uit Griekenland de Romainen. Endefe hebben voorts Vrankrijk,Span- je, Britannie , en eindelijk ook Duirs- land, te gelijk mer zeeg-haftige wa- penen , van een woefte inborft tot borgerlijke beleefdheid gebragt. Maer dewijl nu by. dAmericaenen een fchaep-herders leven , onkunde van ambachten , flechte hutten en*kle- ding, verachting van allerlei groots- heid ‚ onbefchaefde wetten,en voorts alles ‘tgeen d'eerfte menfchen na de fond-vloed hadden, gevonden word: wie kan haer dieshalven anders hou- den dan voor nieuwelingen op d'A- mericaenfche grond?En dit erkennen- ze zelf.De Mexicaenen roemen fich al- daer d'oudfte te zijn : als van welke Peru, Chili, Ghika en vorderegeweften

zuid-waerds inwoonders ontleent heb[ 11 ]hebben: en nochtans konnen de ver: eeuwdfte daeden van Mexico nergens na duifend jaer haelen , volgens blijk der gedenk-teikenen, in dir rijk tc vinden.

Aldus reden -kaeveld Samuel Pur- chas ; maer waerlijk zijn redenen kon nen ’swaerheids toets nier uitftaen. Want fchoon-genoomen America al- ler weegen niet volk-rijk was , toen de Spanjaerden aldaer te land ftapren, volgt hier uit „dathet tevooren nooit volkrijk geweeft is > Mifichien heeft d’ inlandfche oorlog , door welk defe landaerd geduurig elkander afbreuk doer, fonderiemand te verfchoonen, de voortfetting der menfchen dapper te rugge gehouden : te meer nadien haer kt verwoedheid foo ver- re uitfpat, dat hier en daer ’ menfche vleefch op roofters gebraeden voor d’ aengenaemfte lekkerny dient. En neemtfulk vernielen had onder 4- mericaenen geen plaets , gelijk het nochtans heeft, was het wonder in- dien {ulk een groote hoek des wee- relds , verre overtreffende in. uitge- ftrektheid niet alleen Europe , maer Afie felf , hier en daer onbewoonde land-flreeken vertoonde ? Defekon- nen wegens dorre grond onbruik- baer zijn in haer felf : hoedaenige gronden meenigwerf voorkoomen in ‘t midden van landfchappen met volk gepropt. Doch boven dit alles ishet tegendeel waerachtig ; want waerlijk America is noch huiden ten daege (onaengefien byna ontelbaere hon- derdduifend Indiaenen eertijds door de Spanjaerden aen kant geraekten) diervoegen bevolkt , dat het noch voor 4e. noch voor Euroope, dien aengaende behoeft te wijken. En hoe konde nu fulk een meenigte de wijd- uitgeftrekte boodem van Amerika be- flaen, ten zy door ’t behulp van vee- le eeuwen. Voorts krijgt defe waer- heid geen klein fteunfel : wanneer ic- mand befichtigt d'eilanden ‚mert wel ke America aller wegen befer leid. Immers zijnze van de vafte kuft niet over-gefcheept na d’ eilanden, dan door oorlog verdreeven : of, ge- lijk meeften tijd gefchied, dooralte weelig uitdyen der landzacten , die, van haer boodem niet konden ge- voed worden > Hier komt by de ver- fcheidendheid van fpracken, in wel- ke America meer verdeelt leid als Eu- roope , of eenig ander deel des beken- den weerelds. Waer uit licht te gif fen valt, dat America , nevens ande- re geweften, kort na de verwerring der taelen, tot twee en feventig toe, onder ’:bouwen van Babels-toorn, bevolkt is. Indien vorders dameri- caenen eén woeft leven leiden, flecht gekleed , fonder pracht van huifen; maer foodaenige zeden grypen fland by verfcheide volkeren , als de 7at- ters , Numiden en andere , welker oudheid nochtans niemand dieswee- gen in twijfel trok. Ook moet hy noodwendig geen kennis draegen van de konften en handwerken, by d’ 4mericaenen gebruikelijk , die uit haer verzierde onwetendheid meind te befluiten, datze in me. rica nieuwelinx fich ter neder-floe- gen. Een ftacltje tot wederlegging kan volftaen : by-de vordere befchry- ving fal ’t tegendeel dutdelijker blij- ken. ì Hieronymus Benfo verhaclt, hoc hy verwondert ftond over de gouden fil- ver-fmeeden in ’landfchap Chito, als welke, fonder yfer-gereedfchap, vacr- dig toeftelden beelden en allerlei va- ten. tr Werk gaetaldustoe. Zy mac- ken een langwerpig ronde fimelt- kroes uit een wolle lap, rondom be- fmeert met gekneede aerde vol ge- morzelde houts-koolen. De kroes, langer hand gedroogt tegen de fon- ne, word mer ftukken goud of filver ten vuur gebragt. Rondom ftaenze met fes en meer pijpen uit riet, door welke’: vuur {dolang op blaefen, tot ‘tmerael gefmolten is : het welk de goud-fmeden , ter aerde neder-fitten- de tu{lchen fwarte fteenen , fonder veel mocite cen geftalte geven na eigen goed-vinden. Eindelik hoewel Mexico geen ouder geheugenis be- waerd , als van duifend jaeren, volgt hier uit , dat d'ingezeetene niet ou- der zijn? Hoe meenige vermaer- de plaets kent zijn oorfprong niet: of indienze eenige rekening weet te vinden,, zy weer echter den

2 aenvang [ 12 ]
aenvang der ſelve niet. Bygebragte, dieshalven, ons bedunkens, beweerd genoegſaem, dat America niet voor weinige eeuwen haer inwoonders gevoed heeft.

Op[1] de tijd volgt de manier, hoe d'Amerikaenen zijn overgekoomen? Namentlijk te water of teland. Beide kan geſchieden op tweederhande wijſe. Indien met vaertuig derwaerds ſcheepten, is de reis of voorbedachtelijk aengeſteld , of by toeval door onweder ten einde gebragt. Het eerſte heeft min waerſchijnelijkheid; want hoe ſoudenze door de woeſte Oceaen na een land de ſtevens wenden, van welk nooit gehoort hadden, ontbloot van ſreek-wijſer en ſchepen ten hoogſten noodig, tot ſulk een groote togt. Der Americaenen onervaerendheit,om een lange reis over zee tedoen, en haer kleine ſchuitjens laeten niet toe, dat-men kan gelooven, zy opſettelijk uitdebekende weereld na een onbekende ſtreek geſet hebben. En echter ſoude eenige ſchijnbaere reden gevonden worden, by welke iemand mogt giſſen, door ſtorm na America gedreven te zijn. Maer hoe ſteldenze het met de lijf-togt en ’t klein vaertuig tuſſchen ’t barnen der golven, aengeſien niet konden voorſien weſen van levens-middelen? De laetſte ſwaerigheid is gering. Daer zijn ſtaeltjens genoeg voor de hand, by welke blijkt, dat meenigmael groote kielen in 't onweder ſneuvelden, en echter boots-volk het lijf afbragt met booten. En hoewel geen lijftogt binnenboord genoomen was, om over d' Oceaen te ſetten: buiten twijfel hebbenze’t weinige door ſchaerfche omdeeling gerekt, en de ſtormen dezeis verkort. Alſoo verhaelt Plinius[2] van Annius Plocquius pachter der Roode Zee, dat des ſelfs vry gelaetene ſlaef. langs[3] d'Arabifche kuſt door een ſchrikkelijk onweeder uit den noorden beloopen, met hemels-hooge golven voorby Carmanien geſlingert, ten vijftienden dag ten anker liep binnen Happu- [ 13 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/29 [ 14 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/30 [ 15 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/31 [ 16 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/32 [ 17 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/33 [ 18 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/34 [ 19 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/35 [ 20 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/36 [ 21 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/37 [ 22 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/38 [ 23 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/39 [ 24 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/40 [ 25 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/41 [ 26 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/42 [ 27 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/43 [ 28 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/44 [ 29 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/45 [ 30 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/46 [ 31 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/47 [ 32 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/48 [ 33 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/49 [ 34 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/50 [ 35 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/51 [ 36 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/52 [ 37 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/53 [ 38 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/54 [ 39 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/55 [ 40 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/56 [ 41 ]Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/57 [ 42 ]toe: hy betoond namentlijk, hoe de Scythiſche of oude Tarrariſche tael van de Duitſche niet verſcheelt: en als noch in Cathay en deerſte grond van America d' overblyfſels van beide de geſeide ſpraeken te vinden zijn; want’t rijk Cathay‚ word verdeelt in ſeven landfchappen, welker uiterſte na America de benaeming Tendhuk, door een verkorting ſo veel is als t’ ende den bouk, alſo het d'uiterſte hoek van Aſia uitmaakt. En niet minder blijkt de ſelve waerheid in ’tkoningrijk Anjan, beteikenende een angang, ter oorſaek aldaar d'ingang leit uit Tattarye in America. Achter Anjan doedſich op’t groot geweft Bergo, dewijle de Scythen, her vaderland verlaetende, haer ſelf alhier bergden. Ondertuſſchen blijft het waerſchijnelijk, dat ſedert de eerſte bevolkers andere en wederom andere, uit gelegene kuſten en eilanden aen America, derwaerds geſcheept zijn, welker togten de tijd voor de nakoomelingen in vergetendheid verborgen heeft.

  1. Op wat manier d' inwoonders van America der waerds gekomen zijn.
  2. Plin l. 5. 6. 22.
  3. Wonderlijke reis van een Roomſche vrygelaetene ſleaf: